Inleiding
Het uit toeristisch oogpunt zo pittoreske Luxem
burgse landschap is in de loop der historie vaak het
toneel van krijgsgeweld geweest. De heersers over
het land hebben niet zonder reden de centrale
burcht, waar de stad Luxemburg omheen gegroeid
is, uitgebreid tot een versterkte vesting van bijzon
dere klasse. Franse legers hebben de vestingstad
Luxemburg tot tweemaal toe tot overgave ge
dwongen, eerst onder Lodewijk xiv en later in
1795. Of de overgave aan de Franse revolutionai
ren een bewijs voor hun militaire kracht was, valt
te betwijfelen; het Oostenrijkse bewind was net als
het Nederlandse in die jaren zwak en miste de
steun van een groot deel van de bevolking.
Na de val van Napoleon werd de vesting Luxem
burg en daarmee het Luxemburgse land, dat in de
Franse tijd bekend stond als het 'Département des
Forêts' een object van onderhandeling op het Con
gres van Wenen. Onze souvereine vorst Willem 1
had forse pretenties, die onder andere gebaseerd
waren op de inwisselbaarheid van Duitse gebieden
door hem bestuurd van 1802 tot 1806 en de oude
Nassause graafschappen. Maar hij vond, niet voor
het eerst, Pruisen op zijn weg en moest uiteindelijk
genoegen nemen met het Groothertogdom Lu
xemburg dat alle grondgebied ten oosten van zijn
huidige grensrivieren met Duitsland kwijtraakte,
uiteraard aan Pruisen. In de vesting Luxemburg
tenslotte werd vanwege de Duitse Bond een Prui
sisch garnizoen gelegd. Bij het verdrag van Londen
in 1839 verloor het Groothertogdom opnieuw een
groot territoir, - en veel, minder gelukkig afge
splitst, archief - doordat het overwegend Frans
sprekende gebied met als voornaamste stad Arlon
een provincie werd binnen het nieuwe Koninkrijk
België. Het verdrag van Londen bevatte wel veel
bepalingen waarbij de grote mogendheden de on
afhankelijkheid van het Groothertogdom garan
deerden. De geboorte van de Luxemburgse staat
dateert derhalve van 1839. De personele unie met
Nederland duurde nog tot 1890. In Luxemburg
werden de koning-groothertog Willem II en zijn
zoon Prins Hendrik, die als luitenenant-stadhou-
der voor Willem ill optrad, gewaardeerd om hun
inzet. In hun persoon belichaamden ze een nieuw
nationaal element, als het ware een kristallisatie
punt van waaruit de nationale identiteit vastere
vorm kon krijgen. Ook de huidige dynastie uit het
Huis Nassau-Weilburg heeft in die functie veel
voor het Groothertogdom betekend. Het hon
derdjarig bestaan van deze dynastie en 175 jaar on
afhankelijkheid zijn respectievelijk in 1990 en
1989 groots herdacht.1
Luxemburgse archiefgeschiedenis
Na deze zeer beknopte inleiding zal het weinig ver
bazing wekken, dat het Luxemburgse Staatsarchief
als zelfstandige instelling pas bij wet van 5 decem
ber 1958 is opgericht. Als ik twee oorzaken noem
dan is de eerste dat Luxemburg sedert de late mid
deleeuwen bestuurd is vanuit Brussel, Wenen, Pa
rijs en Den Haag en dat er misschien wel net zoveel
bronnen voor de geschiedenis uit de periode vóór
de onafhankelijkheid buiten het land als daarbin
nen bewaard worden, en de tweede dat de huidige
staat zo jong is. Misschien moet men daar nog aan
toevoegen het gemis van een eigen universiteit. De
inwoners van het groothertogdom groeien op met
een zodanige talenkennis dat zij zonder bezwaar in
Duitsland, Frankrijk en België kunnen studeren,
een traditie die stevig geworteld is. Men treft in
Luxemburg niet zelden een gelukkige symbiose
aan van Duitse en Franse wetenschappelijke en
culturele opvattingen. In historische zin wordt de
nationale identiteit binnenlands vooral gedragen
door drie wetenschappelijke instituten, namelijk
de historische sectie van het Groothertogelijk In
stituut, de Nationale Bibliotheek en het Nationaal
Archief, zoals de officiële benaming van het staats
archief sinds 1988 luidt. We beperken ons verder
voornamelijk tot laatstgenoemde instelling.2
Natuurlijk begint de modernere archiefzorg in
Luxemburg niet met de oprichting van het Staats
archief in 1958. Luxemburgs vroege archiefge
schiedenis loopt aardig parallel met de Nederland
se, aangezien koning Willem I het Groothertog
dom als een provincie van het Verenigd Koninkrijk
beschouwde en overeenkomstig bestuurde.
In 1825 werden de gemeenten aangeschreven
goede zorg aan de bewaring van belangrijke docu
menten te besteden. Drie jaar later werd teruggrij-
[56]
pend op de Franse wetgeving gepoogd de oude
rechterlijke archieven gedeponeerd te krijgen bij
de rechtbanken van eerste aanleg. De beheerders
van publieke archieven tenslotte werden in 1829
geconfronteerd met dezelfde ministeriële maatre
gelen over het gebruik van de archieven voor histo
risch onderzoek als die waarmee in Nederland de
openbaarheid van start ging. Het reglement van 4
april 1829 kwam op 16 september 1829 in Luxem
burg in werking op grond van het besluit van de
Gouverneur Willmar en het bepaalde in artikel 1
'Les archivistes auxquels est confieé la garde d'ar-
chives soit du royaume, soit des provinces, soit des
communes, sont autorisées a permettre, de la ma-
nière prescrite ci-dessous, Lusage de ces collections
a toute personne connue et méritant leur confian-
ce, qui voudra faire des recherches dans l'intérêt
général de l'histoire'.3
Het toen provinciale bestuur in Luxemburg
kende een archiefbeheerder, die in 1840 de titel ar-
chiviste du gouvernement kreeg. Na 1842 komt de
nadruk te liggen op de registratuur van de rege
ring. De archivaris is dan inderdaad de dienaar van
de god Janus als griffier, hoofd der regeringsadmi
nistratie en anderzijds als beheerder der histori
sche archieven.
De ambtenaar die deze en nog andere hoge
functies sedert 1878 in zich verenigde, was Pierre
Ruppert. Hij stierf in 1918 en hij was, zoals de
Luxemburgse archivaris Spang dat uitdrukte, de
belichaming van de Luxemburgse administratie.
De veelheid van taken verhinderde Ruppert, die
zijn ambtelijke carrière op het bureau van de ar
chieven begonnen was, niet om een stempel te zet
ten op het beheer van het archief-erfgoed. In 1910
publiceerde hij Les Archives du Gouvernement du
Grand-Duché de Luxembourg - Inventaires sommai-
res. De door hem gemaakte indeling van de archie
ven naar perioden, te weten het ancien régimede
Franse tijd, de Nederlandse tijd en de wat hij
noemde Régimes constitutionels wan 1842 tot 1880
zijn een onverwoestbaar monument van archiefbe
heer uit de periode vóór de moderne ontplooiing
van de archivistiek.
Na veertig jaar provisorische maatregelen stelde de
wet van 5 december 1958 een formele basis voor
het Luxemburgse rijksarchief vast. In de jaren
daarna werden ook de beoogde maatregelen voor
de aanstelling van een directeur en een staf uitge
voerd. De eerste directeur was Joseph Goedert
(1959-1964). Hij werd opgevolgd door Paul Spang
(1965-1987). De huidige directeur is C. Meder.
De afsluitende fase werd bereikt met de ingebruik
neming van het geheel verbouwde gewezen Mili
taire hospitaal aan de Place du Saint-Esprit, als ge
bouw voor het Staatsarchief in 1968.
De depotcapaciteit van dit archiefgebouw is
sindsdien nog vergroot met ondergrondse depots
onder de Place du Saint-Esprit. In die nieuwe situ
atie heeft een kleine delegatie van de Koninklijke
van in 1986 het gehele complex leren kennen on
der de enthousiaste toelichting van de toenmalige
directeur Spang.
De huidige situatie van
de 'Archives Nationales'
De wet van 28 december 1988 heeft nieuwe rege
lingen getroffen voor de culturele instellingen van
de Luxemburgse staat, te weten de Archives Natio
nales, de Bibliothèque Nationale, het Musée Na
tional d'histoire et d'art, het Musée national d'his-
toire naturelle en tenslotte de Service des sites et
monuments nationaux.4 De vijf genoemde instel
lingen vallen onder de minister die belast is met de
culturele zaken (artikel 2). Hun algemene doelstel
ling is in de eerste plaats te verzekeren 'l'étude, la
conservation et l'épanouissement du patrimoine
culturel', voorts om deel te nemen aan educatieve
en culturele evenementen, om onderzoek te ver
richten, samenwerking te zoeken met gelijksoorti
ge instellingen in het buitenland, en om weten
schappelijke en didactische werken te publiceren
(artikel 3). De bijzondere doelstellingen van de na
tionale archiefdienst worden als volgt omschreven
(artikel 5):
het bijeenbrengen van alle documenten met een
betekenis voor de nationale geschiedenis
het beschrijven, ordenen en in goede staat bewa
ren van de publieke archieven met het oog op het
gebruik voor historische en administratieve doel
einden
het verstrekken van adviezen op het terrein van
[57]