National Security en International journal of In
telligence and Counterintelligence. In Groot-Brit-
tannië, Canada en de Verenigde Staren functio
neren zogeheten intelligence study groups, waar
in wetenschappers en (voormalige) medewerkers
van inlichtingen- en veiligheidsdiensten gezamen
lijk onderwerpen van historisch, actueel en toe
komstig beleid op het terrein van de nationale
veiligheid bespreken, nieuwsbrieven uitgeven,
congressen organiseren en zelfs ter aanmoediging
van onderzoek prijzen beschikbaar stellen. In 1984
werden er aan Amerikaanse universiteiten 54 aca
demische intelligence-cursussen gegeven en sinds
dien is hun aantal alleen nog maar toegenomen.2
Vanaf de jaren tachtig is onder leiding van voor
malig senator Barry Goldwater en met warme on
dersteuning van president Bush de oprichting in
voorbereiding van een National Historical Intelli
gence Museum, dat een plaats moet krijgen in de
nabijheid van het Smithsonian Institute in Was
hington.
In Duitsland is de wetenschappelijke belang
stelling voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten
geringer, maar er is een levendige journalistieke
belangstelling. Vanaf de jaren vijftig zijn er in bla
den als Der Spiegel en Stern uitgebreide reportages
verschenen over de drie belangrijkste inlichtin
gen- en veiligheidsdiensten in de Bondsrepubliek
Duitsland.
In de Soviet Unie is de laatste jaren het aantal
publicaties over met name de kgb nauwelijks te
tellen. In navolging van de Cla heeft de kgb sinds
kort een hoofd public relations. In het Lubyanka
hoofdkwartier worden persconferenties gehou
den en zelfs het gebouw van het Achtste Hoofddi
rectoraat (codes en verbindingen), dat niet alleen
de eigen communicatie beveiligt, maar ook bui
tenlands berichtenverkeer onderschept, is thans
toegankelijk voor journalisten. Het hoofd van de
kgb, Vladimir A. Kryuchkov, belooft niet minder
openheid ten aanzien van zijn dienst dan westerse
instellingen. In een interview in 1990 kondigde
hij aan: 'Ook al is spionage top secret, dat wil niet
zeggen, dat inlichtingenofficieren tot eeuwige ver
getelheid gedoemd zijn. Met het verstrijken van
de tijd zullen de namen openbaar worden van de
genen die hun vaderland zulke goede diensten
hebben bewezen.' Al vanaf de jaren zestig is er in
de Soviet Unie een groeiende stroom publicaties
over de kgb. Alleen al in 1987 publiceerde de kgb
in samenwerking met journalisten, auteurs en
filmmakers 7500 artikelen, 235 boeken en 50 films
over haar eigen doen en laten in heden en verle
den. Op museaal terrein loopt de kgb voorop. Er
is een kg B-museum, dat na voorafgaand schrifte
lijk verzoek bezocht kan worden. Diverse westerse
televisie- en filmmaatschappijen kregen de afgelo
pen jaren in ruil voor harde valuta toegang tot
voordien voor het publiek geheime kg B-dossiers.
Recent sloot de kgb zelfs een contract met een
Italiaanse producent voor een dertiendelige tele
visieserie onder de titel 'De kgb vertelt alles'. Dit
is niet louter een kosmedsche operatie. Zo heeft
de kgb meegewerkt aan een BBC-reportage over
misleiding van de c IA en m 16 bij operaties van de
ze diensten in de jaren veertig en vijftig in de Bal-
dsche staten. Er is bekend gemaakt dat de Rosen
bergs de kgb inderdaad voorzagen van vitale ge
heimen over de atoombom. De kgb geeft de
moord op Trotski toe. En een voormalige officier
van de nkvd, een van de voorgangers van de kgb,
kreeg in Moscow News in 1990 de gelegenheid de
Soviet-legende, dat de massamoord op Poolse
officieren in Katyn niet het werk van de nkvd,
maar van de Gestapo was, te weerleggen. Natuur
lijk is de openbaarheid nog niet, wat zij zou moe
ten zijn. Toen in november 1989 vijf hoge kgb-
officieren zich onderwierpen aan een rechtstreeks
op de tv uitgezonden telefonisch vragenuur, ant
woordden zij op de vraag, of burgers ooit inzage
zouden krijgen in hun dossiers, dat de kgb geen
dossiers over burgers bijhoudt. In strijd daarmee
verklaarde in januari 1991 een KGB-kolonel in een
Moskous blad, dat op mondeling bevel van de
KGB-leiding de dossiers van Sacharov, Solzjenit-
syn en andere strijders voor de mensenrechten in
1990 zijn vernietigd.
Schandalen en imago-verbetering
De openheid van de kg b is uitvloeisel van een po
ging het geschonden imago van de dienst op te
vijzelen. Ook in de Angelsaksische wereld is een
deel van de openbaarheid te danken aan de be
hoefte van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
[294]
aan een beter imago. In de Verenigde Staten was
het jaar 1975 een dieptepunt in de verhouding tus
sen de cia en het Amerikaaanse publiek. Na het
Watergate schandaal, waarbij ex-ciA-agent Ho
ward Hunt en een ciA-informant waren betrok
ken, kwamen in '75 zowel de zogeheten 'covert
operations' als het binnenlandse programma van
de cia onder vuur. Het werd het jaar van senator
Frank Church en zijn Select Committee to Study
Governmental Operations with Respect to Intel
ligence Activities. In februari 1975 werden amen
dementen op de Freedom of Information Act van
1966 van kracht, waardoor voor het eerst de dos
siers van inlichtingen-, veiligheids- en politie
diensten voor het publiek toegankelijk werden.
Onthullingen over het functioneren van de CIA
volgden elkaar snel op en in het Congres en de
pers was de kritiek niet van de lucht. Daarop be
sloot de cia een goodwill-offensief te beginnen,
dat tot doel had het geïnteresseerde Amerikaan
se publiek een elementaire opleiding in het func
tioneren van een inlichtingendienst te verschaf
fen. De cia maakte zich met name op de univer
siteiten, vanwaar veel kritiek was geuit, tot een
acceptabele gesprekspartner voor academici. Op
wetenschappelijke congressen lopen ciA-functio-
narissen, compleet met ciA-badge, rond en ver
schillende ci A-medewerkers hebben de dienst
verlaten om als wetenschapper het imago van de
voormalige werkgever op de campus te verbete
ren, onder meer door het geven van academische
intelligence-cutsussen.
De toenemende openbaarheid met betrekking
tot inlichtingen- en veiligheidsdiensten is niet zel
den het resultaat van schandalen en affaires. Aus
tralië is er een voorbeeld van. Het land kreeg in
1982 zijn Freedom of Information Act. Oorspronke
lijk waren de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
er categorisch van uitgesloten. In november 1983
voerde echter een aantal officieren van de Austra
lian Secret Intelligence Service (asis) in Mel
bourne een oefening in het bevrijden van gijze
laars iets te realistisch uit. Zonder voorafgaande
waarschuwing aan hotelpersoneel en -gasten sloe
gen zij een hoteldeur met een voorhamer in en
renden gemaskerd en zwaaiend met machinege
weren en een pistool door de foyer. Ook de politie
van Melbourne wist van niks en arresteerde vier
van de deelnemers. Dezen weigerden hun naam te
noemen en beriepen zich op de nationale veilig
heid en hun werkgever. Het Australische Hoogge
rechtshof verwierp dit verweer. Een van de rech
ters deed bij die gelegenheid de uitspraak, dat een
persoon die in strijd met de wet handelde zich
niet kon beroepen op het feit, dat hij dit in over
heidsdienst deed. Eerder al, in 1980, had het Aus
tralische Hooggerechtshof in de zaak Common
wealth of Australia vs. John Fairfax een in dit op
zicht uiterst belangrijke uitspraak gedaan. De
Australische overheid had toen betoogd, dat de
publicatie van bescheiden betreffende de inlich
tingendiensten in een boek getiteld Documents on
Australian Defence and Foreign Policy 1968-yy tegen
het publiek belang was, aangezien hier sprake was
van een inbreuk op de vertrouwelijkheid van de
stukken. Het Hooggerechtshof meende echter,
dat publicatie betreffende overheidshandelen niet
schadelijk kon zijn, louter omdat het openbare
discussie over en kritiek op zulk handelen moge
lijk maakte. Sterker nog: 'Unless disclosure is like
ly to injure the public interest, it will not be pro
tected.'
Het waren dit soort gerechtelijke en rechterlij
ke uitspraken, die in Australië een jurisprudentie
schiepen, volgens welke niet de overheid maar
uitsluitend de rechter kon bepalen, welke infor
matie de overheid openbaar moest maken en wel
ke zij mocht achterhouden. Dat zou ook de Britse
regering tot tweemaal toe ervaren. Eerst in 1986,
toen zij tevergeefs poogde de publicatie van het
boek Spy Catcher van voormalig Ml5-medewerker
Peter Wright in Australië tegen te houden. De
tweede maal, toen zij eind 1986 poogde in Ierland
de publicatie te verhinderen van een boekje ge
schreven door een voormalige Mij-secretaresse.3
De Ierse rechter leunde sterk op de Australische
uitspraak in de Fairfax-zaak en oordeelde, dat
aangezien het algemeen belang van Ierland door
een publicatie over M15 niet geschaad kon wor
den, niets zich tegen publicatie verzette. Verder
sprak de rechter nog als haar oordeel uit, dat tus
sen een regering en een individu nooit sprake kon
zijn van 'absolute confidentiality', een uitspraak
die extra pijnlijk moet zijn geweest voor de Britse
regering, omdat deze van mening is, dat dat wel
het geval is, respectievelijk moet zijn. Onderzoe-
[295]