verkrijgen. Ondermeer verstrekken enkele Franse ministeries beurzen. Ook de unesco biedt beur zen aan, maar deze zijn bestemd voor kandidaten uit de ontwikkelingslanden. Een gedeelte van de stagiaires had een beurs gekregen van de eigen re gering of archiefdienst of een uitgebreide onkos tenvergoeding. De grootste financiële last wordt gevormd door het onderdak voor drie maanden. Niet alleen is het erg moeilijk onderdak voor drie maanden in Parijs te vinden, maar het is ook nog erg duur. De prijs voor een zeer eenvoudig appartement in de buitenwijken van Parijs komt al gauw op een tweeduizend gulden per maand. Helaas heeft het Nederlands Instituut in dit opzicht haar diensten beperkt tot slechts het bemiddelen. Kortom, heeft men belangstelling voor deze stage, dan is het aan te bevelen al in een zo vroeg mogelijk stadium met de voorbereidingen te be ginnen. Evaluatie Dit jaar klinkt elke Nederlandse archivaris wel het motto van het archiefcongres in Maastricht, 'Ar chives et/and Europe, without boundaries/sans frontières' in de oren. Met dit motto in het achter hoofd en met de wetenschap aan de vooravond van de Europese eenwording te staan, is een der gelijke internationale stage het middel om zich te verdiepen in de overeenkomsten, maar zeker ook in de verschillen tussen de archieforganisaties in de diverse landen. Voor de Europese landen was deze eenwording natuurlijk de rode draad door de stage. Al bleek wel dat nog velen deze voor zich uit schuiven en er zeker nog geen helder beeld bestaat van de gevolgen van de eenwording voor het ar chiefwezen. Naast Europese deelnemers kende de stage ook deelnemers uit de ontwikkelingslanden. Voor hen had deze opleiding een heel andere dimensie dan voor de deelnemers uit de rijke landen met een lange, diepgewortelde traditie op archiefgebied. Voor hen betekende de stage niet alleen een cul tuurschok, wat het ook betekende voor bijvoor beeld de vertegenwoordigers uit de USSR en Oost- Europa, maar ook een schrijnende bewustwor ding van de enorme verschillen tussen arme en rijke landen op archiefgebied. Een Haïtiaanse col lega verwoordde dit ongeveer met de volgende woorden dat voor hem het grootste doel van zijn werk was te behouden wat inmiddels bereikt was en dat er absoluut geen illusie bestond over moge lijke vooruitgang en verbetering in de toekomst. Dat staat natuurlijk in schril contrast met de dan toch wel 'luxe' problemen, zoals de verkorting van de overbrengingstermijn en de conserveringspro blematiek in Nederland. Alleen al deze ervaring maakt de Stage Techni que nuttig. Daarnaast is het uniek om drie maanden lang helemaal opgenomen te worden in een archief dienst, die toch afwijkt van de eigen bekende or ganisatie; zonder problemen krijgt men overal toegang en kan men met de uitgereikte magneet pas overal binnen komen. Men ontvangt diverse uitnodigingen van Franse collega's om eens te ko men eten of een borrel te drinken. Niet alleen de Franse archiefdienst leert men kennen, maar ook de Franse levenswijze. Het meest boeiende en het langst in de herin nering hangend blijft de ontmoeting met vakge noten uit zoveel verschillende landen die door de duur van de stage niet oppervlakkig blijft. A.M. Roding-Abelmann Internationaal kerkelijk archiefcongres in Rome en de oprichting van het 'Internationaler Verband Kirchlicher Archive' Sinds het begin van de jaren zeventig wordt op ge zette tijden een 'Internationaler Kirchenarchiv- tag gehouden, bedoeld om kerkelijke archivaris sen en onderzoekers in kerkelijke archieven bij een te brengen rondom een bepaald thema. Zo vond in 1974 in Nederland, in het kerkelijk confe rentieoord 'Woudschoten' te Zeist, het tweede congres plaats dat als thema 'Piëtisme en Réveil' [360] had. Vele Nederlandse kerkhistorici, onder wie de toenmalige archivaris van de Nederlandse Her vormde Kerk, dr J.P. van Dooren, hebben daar aan hun bijdrage geleverd. Van 16-21 september jl werd, op uitnodiging van de Waldenzer kerk in Italië, in het gebouw van haar theologische faculteit te Rome de '6. Interna tionaler Kirchenarchivtag' gehouden. Het onder werp was ditmaal Kerk en Staar in de negentiende eeuw. Naast voordrachten van Duitse en Italiaan se deskundigen over dit thema werd van Neder landse zijde daaraan een bijdrage geleverd door dr A.J. de Groot. In zijn voordracht 'Reformierte Kirche im Umbruch der Zeit. Vereinigte Nieder- lande 1815-1830 und die Emanzipation der Kir- chen' ging hij in op de politiek van koning Wil lem 1 om in 1816 de toen bestaande kerkgenoot schappen - waar mogelijk - van een reglement te voorzien. Deze handelwijze, die door de kerkge nootschappen is geïnterpreteerd als 'overvaltheo- rie' van de koning, diende om een nationale kerk tot stand te brengen. Het was een stapje terug (Re- formkonservatismus) vergeleken bij de scheiding tussen kerk en staat, die in 1795 tot stand was ge komen, maar de (hervormde) kerk liet in het alge meen, behoudens enkele protesten van classes, de regeling gelaten over zich heen komen. Toch werd hiermee de kiem gelegd voor de onvrede, die leid de tot de Afscheiding van 1834. De bijdrage van de kant van de representanten uit Italië, het gastland, was teleurstellend. Er werd weliswaar een doorwrocht referaat gehouden door prof. dr Erwin Gatz (Vaticaanstad) over de opleiding van priesters in de Romeinse priester colleges (zoals het ook in Nederlandse priester kringen zeer bekende college bij het Campo Santo Teutonico). De organisatie van het kerkelijke ar chiefwezen in Italië werd door prof. Vincenzo Monachino belicht. Beiden waren echter alleen present om hun voordracht te houden en leverden geen wezenlijke bijdrage aan het congres als ge heel. De kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders waren evenwel prominent (en in Italië door hun kleding duidelijk herkenbaar) aanwezig bij de privé-audiëntie, die de paus in zijn buitenverblijf Castel Gandolfo verleende aan de congresgangers. Ook tijdens de boeiende en leerzame ontvangst in het geheim archief van het Vaticaan, later in de congresweek, afgesloten met een koud buffet, toonde de kerk zich van haar gastvrije en gulle kant. Het blijft evenwel te betreuren dat binnen een grote wereldkerk als de Rooms-Katholieke, met bovendien (zoals prof. Monachino had uit eengezet) een organisatie van kerkelijke archiva rissen, het potentieel op het gebied van kerkelijke archiefzorg niet beter te mobiliseren was. De kerk was kennelijk niet in staat een echte deputatie te sturen naar dit congres, dat bijna naast de deur van haar hoofdkwartier werd gehouden. De Lutherse kerk in Italië was alleen tijdens de opening van het congres aanwezig, waar haar af gevaardigde een groet uitsprak. De Waldenzen gaven voornamelijk in de en thousiasmerende persoon van professor Paolo Ricca, acte deprésence. Deze had in samenwerking met de medewerkers van de 'Arbeitsgemeinschaft der Archive und Bibliotheken in der Evangelische Kirche' van de Bondsrepubliek Duitsland een be langrijk deel van de organisatie op zich genomen. Naast deze praktische ondersteuning stelde hij zijn wetenschappelijke licht geenszins onder de korenmaat: in een boeiende voordracht gaf hij de aanwezigen inzicht in de ontberingen die de Wal denzen in de loop der eeuwen tot en met de Twee de Wereldoorlog hebben moeten ondergaan. Met een rondleiding in zijn kerk aan de Piazza Cavour - die vol van symboliek naar dit verleden verwees - adstrueerde hij zijn betoog. Ook in de geschiede nis van de Rooms-Katholieke Kerk bleek hij uit stekend thuis te zijn, hetgeen duidelijk werd uit zijn explicatie tijdens de excursie naar Todi, Assisi en Tivoli op de laatste dag van het congres. Van de overige buitenlanders was de Nederlandse delegatie, bestaande uit drs B. Woelderink, dr A.J. de Groot, mr C.J. van Heel en drs M.C. van Leeuwen-Canneman met hun partners, de groot ste groep. Van hen maken de laatste drie deel uit van de 'Commissie tot registratie van de protes tantse kerkelijke en semikerkelijke archieven (cpa)', De Groot namens de Evangelische Broe dergemeente, Van Heel namens de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland, tevens voorzitter van de cpa, mevrouw Van Leeuwen als [361]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 41