tekstdatabase vult heel aardig het gat tussen de
tekstverwerker en de 'moeilijke' database, maar is
ongeschikt voor grotere bestanden die door meer
dan één persoon worden bewerkt.
Samenwerking Achteraf bezien is het niet onbe
grijpelijk waarom de automatisering van het ar
chiefwezen tot nog toe weinig samenwerking laat
zien. In de eerste tijd gaat er veel tijd zitten in het
introduceren van het apparaat en de aangeschafte
programma's. Waar dit in eerste instantie moge
lijk bleek, zijn standaardpakketten ontstaan: de
archiefbeheersystemen Archeion en abs en het in
ventarisatiepakket maïs. Ook de gebruikers van
de tekstdatabase Asksam hebben zich verenigd.
Een meer inhoudelijke samenwerking blijkt
niet eenvoudig uitvoerbaar. Weliswaar worden de
theoretische grondslagen van de archivistiek alom
erkend, maar dit biedt niet direct operationele
uitgangspunten voor systeembouw. Bovendien
bestrijkt de archivistiek slechts een klein gedeelte
van de activiteiten van een archiefdienst: het per
archief toegankelijk maken van de afzonderlijke
onderdelen. Het archiefbeheer mist een dergelijke
basis. Daarnaast beheren de meeste archieven tal
loze documentaire collecties waarvoor geldt dat
hun toegankelijkheid met automatisering ten
zeerste gediend zou zijn. De vraag hoe dit dient te
gebeuren is echter nog nauwelijks gesteld.
In veler ogen is raadpleging van geautomati
seerde systemen door bezoekers een na te streven
eindfase. Archeion en het Utrechtse aris voor het
notarieel archief voorzien al in een dergelijke faci
liteit. Zonder samenwerking zal over enkele jaren
een veelheid aan systemen voor raadpleging op de
studiezaal bestaan. Of de bezoeker tegen die tijd
bereid zal zijn zich al deze systemen eigen te ma
ken, moet worden afgewacht. Gezamenlijke be
zinning op de gevolgen van invoering van deze
systemen lijkt nog mogelijk.
Vooruitzichten De contactdag wees - niet alleen
door de grote opkomst - uit, dat er een aanmerke
lijke behoefte aan samenwerking bestaat. Het
voor een vruchtbare samenwerking benodigde
kennisniveau is de laatste jaren aanzienlijk om
hoog gegaan, hoewel nog niet algemeen wordt in
gezien dat archivistiek - in meer uitgebreide zin -
en informatica meer gemeen hebben dan hun tra
ditionele positionering in de alfa- respectievelijk
de bèta-sfeer doen vermoeden.
Een andere wijze van toegankelijkheid - de klas
sieke inventaris aanvullend, niet vervangend - is al
enige jaren geleden geopperd.' Het gaat hier om
ontsluiting op het niveau van de archiefvormer,
waarbij taken, functies en de daaruit voortvloeien
de bevoegdheden geformaliseerd beschreven wor
den. De bezoeker kan daarmee doelgericht de voor
hem relevante instanties en door hen geproduceer
de stukken selecteren. Ervaringen van collega's van
het Algemeen Rijksarchiefin Brussel wezen uit dat
deze aanpak weliswaar de nodige nog op te lossen
complicaties kent, maar niettemin veelbelovend
lijkt. Een verdere aanpak in samenwerking met
Nederlandse collega's zou hen welkom zijn.
Sinds het jubileumcongres '100 jaar kiezen
voor later' in Groningen kan niemand meer vol
houden dat toepassing van informatietechnologie
bij moderne administraties zonder gevolgen zal
blijven voor de archiefwereld. Het overnemen van
stapels computeroutput of-tapes stuit begrijpelij
kerwijs op aarzelingen. Het archiefwezen zal ge
zien zijn wettelijke taak wel alternatieven moeten
ontwikkelen. Individueel optrekken lijkt hier uit
gesloten.
Tenslotte zal de veranderende omgeving van de
archivaris zich moeten weerspiegelen in de oplei
ding of misschien beter: in het vervolg daarop.
Naast een onderwerp als 'latijnse paleografie' moe
ten ook cursussen als 'analyse van informatiestro
men' of'databasestructuren' voor de archivaris een
vertrouwd verschijnsel worden.
J. C. van der Ploeg
Moten 282. In het bijzonder het gedeelte
over de provenance-methode,
1 J. P Sigmond,'De speld en de 288.
hooiberg', in: nab 90 (1986),
[354]
De veertigste 'Stage Technique International d'archives' in Parijs
De laatste keer dat de 'Stage Technique International d'Archives' werd
bijgewoond door Nederlandse archivarissen was in 1983. Dit jaar nam
voor het eerst weer een Nederlandse vertegenwoordigster, mevrouw drs
Annelies Roding-Abelmann, deel aan de jaarlijkse stage georganiseerd
door de directie van de Franse archieven in Parijs gedurende de maanden
april, mei en juni. In het volgende verslag kijkt zij terug op deze stage.
Een blik in het verleden
De eerste keer dat de 'stage technique' georga
niseerd werd was in 1951. Initiatieven daartoe
werden genomen door ondermeer de toenmali
ge directeur van de Franse archieven, M. Bréhan
op het eerste internationale archiefcongres te Pa
rijs. In dit eerste decennium na de Tweede We
reldoorlog bleek de animo onder de archivarissen
over de hele wereld groot om de internationale
samenwerking te bevorderen en de uitwisseling
van ervaringen en toekomstige ontwikkelingen
binnen het vakgebied met elkaar te bespreken. Iets
dat tot dan toe nog niet als zodanig verwoord was.
Men koos voor een module waarin de laatste
(praktijk)fase van de opleiding van de leerlingen
van de Ecole des Chartes, die gekozen hadden
voor een carrière in het archiefwezen, gecombi
neerd werd met een stage over het Franse archief
wezen gekaderd in de internationale verhoudin
gen voor buitenlandse - gediplomeerde - archiva
rissen. De achtergrond van deze gedachte was en
is enerzijds om de Franse archivarissen-in-de-dop
kennis te laten maken met ervaren buitenlandse
collega's en zo de mogelijkheid te bieden een visie
te ontwikkelen op de eigen Franse situatie en op
de organisaties in het buitenland en om ander
zijds buitenlandse archivarissen een synthese te
355