Verenigingsnieuws
In memoriam
Dick (Richard) van der Vlis 1939 1990
In het voorjaar van 1990 werden de collega's van
Dick van der Vlis opgeschrikt door het bericht dat
hij doodziek was opgenomen. Zijn ogenschijnlijk
herstel was verheugend en er volgde een 'toegift'
van vijf maanden.2 De dag na Sinterklaas hadden
we een lang en opgewekt telefoongesprek over ons
werk en plannen voor de toekomst. Dezelfde
avond hoorde ik dat hij vlak na thuiskomst was
overleden. Zelden was de typering 'in het harnas
sterven' toepasselijker.
Dick werd op 28 september 1939 geboren als vier
de en laatste kind van een Vlaardingse architect en
leraar. Beide ouders waren in Vlaardingen gebo
ren en getogen en ook Dick heeft er zijn hele
jeugd en schooltijd doorgebracht. Die omgeving,
van de plaats en van het gezin is voor zijn verdere
leven zeer bepalend geweest. Het contact met de
zee in die kleine vissersplaats en het, bij de zeever
kenners, omgaan met boten hebben hem nooit
meer losgelaten. In de religieuse achtergrond van
het gezin was de naleving van regels belangrijker
dan de beleving van menselijke gevoelens en
warmte. Op zijn latere contacten heeft deze kille
stelling van kritiekloze correctheid boven emotie
een onuitwisbare invloed gehad.
Na het gymnasium startte Dick in 1959 als
klerk op een accountantskantoor. Het voor
uitzicht van zeven jaar avondstudie was al niet
aantrekkelijk, maar nog erger vond hij het, dat
de korte vakanties (toen veertien dagen per jaar)
hem weinig tijd voor varen lieten. Hij besloot
al na korte tijd geschiedenis in Leiden te gaan
studeren; leraren hebben tenslotte lange vakan
ties.
In Leiden ontmoette hij Jossy Ruseier en uit
hun eerste tocht met zijn zeilboot ontstond een
band die nooit meer is verbroken. Natuurlijk koos
Dick als specialisatie zeegeschiedenis, maar ook
taal- en cultuurgeschiedenis van Zuidoost-Azië
(India). In de loop van zijn studie leerde hij inzien
dat het hem aan het vereiste geduld voor het on
derwijs ontbrak. Jossy maakte kennis met het ar
chiefwezen door een excursie naar het gemeente
archief in Leiden en Dick deed die ervaring op
door onderzoek voor zijn scriptie in het gemeen
tearchief van zijn geboortestad. Beider kennisma
king was een belangrijke reden om na de vol
tooiing van zijn studie de opleiding tot weten
schappelijk archiefambtenaar der eerste klasse aan
de Rijks Archiefschool te gaan volgen. In tegen
stelling tot sommige vakgenoten was er bij Dick
niets te bespeuren geweest van enige voorbe-
schiktheid tot het archiefwezen. Echter, toen zijn
keuze eenmaal gemaakt was, werd het voor hem
een roeping.
In september 1967 begon de opleiding in Den
Haag gecombineerd met een stage bij de Tweede
Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. De alge
mene rijksarchivaris en directeur van de Rijks Ar
chiefschool was toen drs J.L. van der Gouw. Het
archiefwezen beleefde een gespannen periode en
koesterde grote verwachtingen. De Archiefwet
1962 zou volgend jaar van kracht worden en Van
der Gouws intense betrokkenheid bij het archief
beheer, zijn principiële compromisloze opstelling
in het licht van jarenlange bestuurlijke verwaarlo
zing maakten diepe indruk, niet in het minst op
zijn leerlingen en stagiaires.
Met zijn hoogste chef en schoolhoofd had Dick
ook een aanvaring. In goede zeilerstraditie be
richtte hij Van der Gouw dat hij de lessen op
11 november 1967 niet kon bijwonen omdat zijn
schip die dag op de helling moest. Kenmerkend
zocht hij geen gemakkelijke uitvlucht, maar gaf
recht door zee de werkelijke reden op. Van der
Gouws antwoord op het briefje was even kenmer
kend als kort: 'Hr. v.d. Vlis, vindt u dit een geldi
ge reden tot afwezigheid? Ik niet.
Hiërarchische verhoudingen lagen Dick niet
goed, hij was liever eigen baas. Toen de kans zich
voordeed, behaalde hij zelfs eerst het diploma
tweede klasse om in Vlaardingen gemeentearchi
varis te kunnen worden. Op 1 december 1968 trad
hij in dienst en zestien dagen later behaalde hij het
eerste deel van het examen eerste klasse. December
1968 was trouwens helemaal een enerverende
maand voor hem, want donderdag de 19^ vond de
officiële opening van het grondig aangepaste ar
chiefgebouw plaats. Die verbouwing was gereali
seerd in een periode zonder archivaris en ondanks
een bestedingsbeperking, een goed voorbeeld van
archiefzorg dat Dick zich nog heugen zou.3 In zijn
twee Vlaardingse jaren verschenen twee publika-
ties, uiteraard over scheepvaart.4 In 1970 behaalde
hij het laatste deel van het examen eerste klasse (in
hetzelfde jaar slaagde zijn vrouw Jossy voor het
eerste deel). Het nu verkregen radicaal opende
voor hem de mogelijkeid naar een plaats voor een
eerste klasser te solliciteren. Toen de functie van
gemeentearchivaris in Kampen vrijkwam reageer
de Dick direct. Een oude havenstad met een mid
deleeuws archief en het IJsselmeer om te zeilen,
een aantrekkelijker combinatie was haast niet
denkbaar.
De erfenis die Dick op 1 april 1971 in Kampen
overnam, heeft hij zelf in zijn tweede jaarverslag
beschreven.3 'Ruim 140 jaar archiefzorg te Kam
pen' onderscheidde zich door tijden van ernsti
ge bestuurlijke verontachtzaming en een soms op
zettelijk negeren van wetgeving en richtlijnen
van hogerhand. Particulieren waren in dit gat
gesprongen en hadden overheids- en particuliere
archieven elders ondergebracht in een collectie
die de naam van Frans Walkate-archief kreeg.
Dicks voorgangers konden daar geen tegenspel
aan bieden, door tijd- en ruimtegebrek en het
ontbreken van bestuurlijke ondersteuning. Het
stadsarchief 'leefde' niet in de gemeenschap en
kon een functie als historisch centrum niet waar
maken. Het beheer van het archief was gecombi
neerd met dat van het museum en de bibliotheek.
De huisvesting van de archiefdienst was erbarme-
345