Ik herinner mij dat men in een spelprogramma op
de televisie als antwoord op een meerkeuzevraag
een archivaris een soort dromedaris noemde.
Heeft de grote massa dus behoefte aan voorlich
ting, dan is deze ook nodig voor sommige open
bare besturen. Een Belgische archivaris, die bij
een bestuur een achttiende-eeuws perkamenten
charter opvroeg, kreeg het verzoek een regest te
maken van de voor de politici onleesbare tekst.
Bleek daaruit dat het een belangrijk stuk was, dan
zou men het in een vitrinekast tentoonstellen.
Was het zonder speciaal belang dan mocht het do
cument naar het archief. Hierbij is alle verdere
uitleg overbodig.
In dit verband kan ik evenmin nalaten te den
ken aan de recente bedreiging die op het stadsar
chief van Antwerpen woog. Dit schitterende
fonds, op vele terreinen uiterst waardevol en op
economisch-historisch gebied zelfs dé Europese
topper, dreigt (hopelijk dienen we nu te lezen
dreigde) één van de eerste slachtoffers te worden
van de (opgelegde) saneringspolitiek van de Schel-
destad. De bestuurders van de Europese hoofd
stad van 1993 opperden immers de suggestie het
Antwerpse stadsarchief wegens zijn hoge kostprijs
af te stoten richting rijksarchief of Antwerpse uni
versiteit. Dit kan een ernstig beleid toch niet in
overweging nemen met een zo waardevol archief,
organisch gegroeid uit en een geheel vormend met
de eigen stedelijke administratie en van een uiter
mate groot ambtelijk, juridisch, wetenschappelijk
en educatief belang. Door het verbod verplicht
vroegtijdig-gepensioneerde ambtenaren te ver
vangen, zal dit uitermate belangrijke archief bo
vendien in de nabije toekomst academische lei
ding moeten missen. Deze kritische en pessimisti
sche inleidende kanttekeningen lijken mij gepast
wanneer men het Belgische archiefwezen aan Ne
derlandse lezers wil voorstellen. Steeds weer heb
ben wij immers de indruk dat het ten noorden van
de grens zoveel beter is, meer nog dat Nederland
bij wijze van spreken het Mekka van het archief
wezen in Europa is. Zo zijn we van de Golf in
Mekka beland: het word hoog tijd naar de eigen
schaapsstal terug te keren. Misschien zal dan blij
ken dat door allerlei nieuwe initiatieven, onder
meer van de leiding van het Algemeen Rijksar
chief, er de laatste jaren toch ook heel wat gunsti
ge evoluties kunnen vastgesteld worden. Met ar
chiefwezen in België bedoelen we elementen die
betrekking hebben op de zorg en het beheer van
archiefbescheiden en voor zover ze van cultuurhis
torisch belang zijn, in toegankelijke of beperkt
toegankelijke depots bewaard zijn en wettelijke
beschikkingen het beheer er van regelen.
Het wettelijk kader
Het huidige Belgische archiefwezen wordt gere
geld door de wetgeving uit de Franse tijd en door
de Archiefwet van 24 juni 1955. Tot aan de Ar
chiefwet van 1955 bleef zelfs de wet van 25 juni
1794 van kracht die stelde dat alle stukken met een
'feodaal' karakter als mensonwaardig moesten
vernietigd worden. Van belang is ook de wet van
'25 Ventóse jaar xi', gewijzigd door de wet van
5 juli 1963 tot regeling van het notarisambt. Minu
ten, tabellen en repertoria van notariële akten van
minstens honderd jaar oud mogen aan het rijksar
chief in bewaring worden gegeven. Daar vindt
men ook protocollen van notarissen uit het An
cien Régime. Nochtans mocht bij de creatie van
het notariaat-generaal op 18 mei 1680 een aantal
steden, namelijk Antwerpen, Diest, Leuven, Lier,
Mechelen, Nijvel, 1 ienen en Turnhout, de nota
risprotocollen zelf bewaren.
Misschien wel het zwakste punt uit de wet van
1955 is de bepaling dat archieven van jonger dan
honderd jaar niet openbaar zijn. Deze bepaling
kwam vooral in het nieuws naar aanleiding van de
belangrijke tv-programma's van Maurice de Wil
de over de Tweede Wereldoorlog. In Nederland is
deze oorlogsperiode intensief bestudeerd door dr
L. de Jong, voormalig directeur van het Rijksinsti
tuut voor Oorlogsdocumentatie. Toch kan men
ook hier moeilijk van volledige openbaarheid
spreken. Ik herinner me een artikel uit 1981 in Vrij
Nederland over -Francois van 't Sant, destijds
hoofdcommissaris van politie in Den Haag en
helper van koningin Wilhelmina. De journalisten
hadden toen te kampen met de Archiefwet (jon
ger dan vijftig jaar niet openbaar), de afwijkende
bepalingen in sommige gemeenten (bijvoorbeeld
Den Haag) en de speciale voorwaarden bij overge
dragen particulier archief. Steeds is de juiste keuze
[328]
nodig, om met de woorden van toen van oud-al-
gemeen rijksarchivaris rnr A.E.M. Ribberink te
spreken, tussen aan de ene kant de openbaarheid
nodig om mythevorming te voorkomen en aan de
andere kant de essentiële noodzaak van een indivi
du om zich veilig en gerespecteerd le weten in de
overheidsarchieven. In België is de zaak nog meer
ingewikkeld, omdat hier voor de raadpleging van
gerechtelijke bescheiden van strafzaken, jonger
dan honderd jaar, die normalerwijze krachtens de
Archiefwet openbaar zijn, in principe steeds de
toelating gevraagd dient te worden aan de betrok
ken procureur-generaal bij het Hof van Beroep.
Het ministerie van Justitie steunt hiervoor op ar
tikel 125 van het Koninklijk Besluit, regelende het
tarief van gerechtskosten in strafzaken, en maakt
de Archiefwet dus ondergeschikt aan een Konink
lijk Besluit. Een nieuwe regeling is dus absoluut
nodig.
In 1985 dienden de toenmalige onderwijsminis
ters Coens en Bertouille een ontwerp van een
nieuwe archiefwet in. Dit ontwerp was voorbereid
op vier internationale studiedagen in het Alge
meen Rijksarchief, waarop de concrete suggesties
werden getoetst aan buitenlandse, en dus ook Ne
derlandse voorbeelden. Dit ontwerp haalde bij de
vorige regering net de ministerraad, en er kwam
een algemeen advies van de Raad van State. Eén
van de bijzonderste moeilijkheden die zich voor
doet daarbij, is een typisch Belgisch probleem, na
melijk de mate waarin men dient te blijven stoe
len op een unitair uitgangspunt met alle gevolgen
van dien, dan wel in hoeverre de nieuwe teksten
rekening dienen te houden met de bijzondere wet
van 8 augustus 1980 op de Staatshervorming,
waardoor de Gewesten en de Gemeenschappen
een eigen rechtspersoonlijkheid hebben verkre
gen. Met andere woorden: is het archief alleen na
tionale of ook gewest- en gemeenschapsmaterie?
Zelfs de Raad van State heeft de knoop niet kun
nen doorhakken tot wiens bevoegdheid archieven
behoren na de Staatshervorming.
Na overleg werd daarom tussen de betrokken
overheden een samenwerkingsovereenkomst in
het vooruitzicht gesteld, die einde 1991 moest uit
monden in een nationale wet en regionale decre
ten. Ondertussen is het Rijksarchief een unitaire
instelling gebleven en werd daarom overgebracht
van de Vlaamse minister van Onderwijs naar de
nationale die ook Binnenlandse Zaken beheert,
om later net zoals negen andere nationale weten
schappelijke en culturele instellingen van dit land
overgeheveld te zullen worden naar het ministerie
van Wetenschapsbeleid. Door het Koninklijk Be
sluit 504 uit 1987 kregen die instellingen beheers-
autonomie. 'Dat maakt het mogelijk onze taken van
maatschappelijk dienstbetoon en wetenschappelijk
onderzoek ejjficiënter en zuiniger uit te voeren', zei al
gemeen rijksarchivaris dr E. Persoons. De Kamer
heeft echter op 25 oktober 1990 een wetsontwerp
van minister Tobback van Binnenlandse Zaken
goedgekeurd, dat ook al de Senaat passeerde. De
tien nationale wetenschappelijke instellingen wor
den daardoor ondergebracht in twee parastatalen,
instellingen van openbaar nut. De Koninklijke Bi
bliotheek, de Koninklijke Musea voor Schone
Kunsten, voor Kunst en Geschiedenis, voor Mid
den Afrika, het Koninklijk Instituut voor het
Kunstpatrimonium en het Koninklijk Belgisch In
stituut voor Natuurwetenschappen vormen voor
taan samen met het Algemeen Rijksarchief het Ko
ninklijk Instituut voor Nationale Wetenschappe
lijke en Culturele instellingen. De Koninklijke
Sterrewacht, het Koninklijk Metereologisch Insti
tuut en het Instituut voor Ruimte-aëronomie vor
men het Koninklijk Instituut voor Aarde- en
Ruimtewetenschappen. Zal daarmee voor elke we
tenschappelijke instelling en dus ook voor het Al
gemeen Rijksarchief geen groot stuk eigenheid,
autonomie en efficiëntie opnieuw verloren gaan?
Volgens de nieuwe te verwachten wettelijke be
schikkingen zal dertig jaar vermoedelijk en hope
lijk de grens van openbaarheid van de documen
ten worden. Vijftig jaar zal de termijn blijven voor
stukken die de veiligheid van de staat, het open
baar belang, en de persoonlijke levenssfeer betref
fen en voor medische dossiers denkt men aan
125 jaar. Over eventuele uitzonderingen en over
andere zaken wil men advies van een op te richten
Hoge Raad voor het Archiefwezen, waarin archi
varissen en gebruikers een plaats zullen krijgen. In
afwachting daarvan kunnen stukken die ouder
dan vijftig jaar zijn, door de algemene rijksarchi
varis nu al raadpleegbaar worden verklaard, behal
ve wanneer er vertrouwelijke gegevens in vervat
zijn. Mits toelating van de huidige Wetenschap-
[329]