chief op grond van artikel 7a lid 2. Hem was overi
gens geen geval bekend, waarin dit had plaatsge
vonden. Wel had ooit de betrokken minister delen
van het archief van de gouverneur van Suriname
alsnog gesloten. Een belanghebbende kan hier dus
gewoon ook om vragen.
Toch was Ketelaar van mening, dat nabestaan
den met een beroep op privacy geen openbaar
heid zouden moeten kunnen tegenhouden. In dit
geval zouden er 'kilometers archief weggegooid
kunnen worden'. De heer Van Velsen verschilde
met Plantinga van mening over de portee van de
King-Kong-uitspraak. Vanuit zijn werkkring op het
ministerie van Buitenlandse Zaken merkte hij ver
der op, dat Aziaten veel meer hechten aan de eer
van de familie, en dat uibreiding van privacy-be-
scherming wat dat betreft op zijn plaats zou zijn.
Drs B. Woelderink kon zich niet vinden in de
door Ketelaar in diens inleiding gevoerde verdedi
ging van artikel 7a lid 3. Volgens hem is het uit
gangspunt van de aw openbaarheid, en horen
daar slechts strikte uitzonderingen bij. De nu geko
zen systematiek, waarbij op het beginsel van open
baarheid een lichte beperking wordt aangebracht,
waarvoor dan weer ontheffing kan worden ver
leend, lijkt zijns inziens op geschipper. Ketelaar
merkte op, dat van te voren niet alle gevallen zijn
te voorzien waarin er legitieme belangen tot on
derzoek gehonoreerd zouden moeten worden. De
clausule 'alleen voor wetenschappelijk onderzoek'
achtte hij onvoldoende. Hij wees erop, dat alle
overige beschaafde landen deze derogatiemoge-
lijkheid kennen.
Drs J. N.T. van Albada merkte op, dat er anders
dan bij de Rijksarchiefdienst (RAD), bij gemeente
lijke archiefdiensten geen sprake zal zijn van ho
mogeen beleid. Hij suggereerde, dat de landelijke
Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen (LKGS)
hiervoor een concept-regeling zou kunnen maken.
Ketelaar stelde hierop voor, dat de rad en de
LKGS dit eens samen zouden kunnen bekijken, en
dat men elkaar zou kunnen steunen door jurispru
dentie te verzamelen.
Drs J.C. van der Ploeg stelde naar aanleiding van
de nieuwe artikelen de vraag in hoeverre het altijd
duidelijk is, welke instelling als publiekrechtelijk
orgaan onder de werkingssfeer van de AW valt. Al
leen in dat geval is overbrenging namelijk voorge
schreven. Ketelaar gaf aan, dat twijfel mogelijk is.
In het commentaar bij de AW ging Duparc altijd
van de formele kant uit, en Ketelaar van de mate
riële kant. In het voorontwerp AW is echter voor
een andere oplossing gekozen. Van der Ploeg stel
de verder de vraag in hoeverre openbaarheid voor
overheidsarchieven en particuliere archieven aan
leiding zouden kunnen geven tot een tweesporen
beleid. Ketelaar merkte daarover op, dat dit sterk
per dienst zal verschillen. Bij de RAD vormden in
het verleden particuliere archieven juist vaak een
breekijzer ten aanzien van openbaarheid, omdat
zich daarin bijvoorbeeld ook notulen van de Minis
terraad bevonden. Bij acquisitie van particuliere
archieven dient volgens hem een onderhande
lingsfase met betrekking tot openbaarheid plaats
te vinden.
Drs B. J. van der Saag merkte op, dat in de figuur
van dispensatie de zorgdrager degene moet horen
op wiens last het archief is overgebracht, terwijl in
het Archiefbesluit staat, dat de zorgdrager zichzelf
zou moeten horen.
Ketelaar merkte hierop, dat het artikel zo is ge
schreven voor het geval er twee verschillende
zorgdragers zijn.
Drs P.C.B. Maarschalkerweerd wees erop, dat
Ketelaar twee landen noemde in zijn inleiding,
waarin de betrokkene beperkende bepalingen
kan doen opheffen. Hij vroeg zich af of wij dit niet
mee zouden moeten wegen. Ketelaar noemde dit
een interessante suggestie. Hij wees er tegelijker
tijd op, dat de Wet Persoonsregistraties niet geldt
voor archieven in archiefbewaarplaatsen als be
doeld in de AW. Dit zou waarschijnlijk de reden ge
weest zijn, waarom deze discussie in Nederland
niet heeft plaatsgevonden. De discussie zouden
we los hiervan moeten voeren, wellicht in het ka
der van de afweging vernietigen/bewaren die col
lega's thans aan het maken zijn ten aanzien van
persoonsregistraties. Gevallen als 'Moederheil'^
zullen in de toekomst waarschijnlijk vaker voorko
men.
De heer M.J.J. Bergevoet vroeg zich af of er niet
te veel tijd gemoeid zal zijn met de praktische ont
heffingsverlening op grond van artikel 7a lid 3. Dit
met betrekking tot het opstellen van verklaringen,
het toetsen van scripties e.d.
Ketelaar merkte in dit verband op, dat op ande-
[318]
re gronden dan de in de wet genoemde geen toet
sing mag plaatsvinden. Er mag dus niet naar het
kwalitatief gehalte van het onderzoek gekeken
worden. Ook stipte hij aan, dat het belangrijk is,
dat de bevoegdheid tot het lezen van de manu
scripten aan de archivaris blijft, en niet overgaat
op de archiefvormer.
C.G.M. Noordam
Summary
The 'new' access in the Archives Act
The Archives Act and the Public Access Act overlap
in a number of ways. In both Acts the principle of
access is involved. Imminent amendments of the
Public Access Act and adjustments to be made to
the Archives Act will increase the affinity between
the two. In a detailed analysis F.C.J. Ketelaar, the
General State Archivist, discusses the background
and consequences of the amendments.
Noten
1 Bewerkte tekst van een voordracht
tijdens de VAN-studiemiddag
'Nieuwe openbaarheid', 17 juni
1991. De auteur is mr T. Koppe-
nol-Karssen, mr L. Lieuwes en
S.F. M. Plantinga erkentelijk voor
hun commentaar.
2 De Eerste Kamer heeft op 29 okto
ber 1991 het wetsvoorstel aanvaard.
Wanneer de wet in werking zal tre
den is nog niet bekend. Voor de
tekst van het nader gewijzigd voor
stel van wet zie: Bijlagen Hande
lingen Eerste Kamer 1990-1991,
19859 nr. 21. Hierna wordt met
MvT verwezen naar de memorie
van toelichting Bijlagen Hande
lingen Tweede Kameri<)86-ig8j,
19859 nr. 3) en met MvA naar de
memorie van antwoord op het
voorlopig verslag van de Tweede
Kamer Bijlagen Handelingen
Tweede Kamer\s)%-j-\s)%%, 19859
nr. 6).
3 J. Th. M. Bank, 'De historicus en
de archieven', in: N ab 88 (1984)
363.
4 Bijlagen Handelingen Tweede Ka-
mer 1970-1971,10946.
5 Archiefraad Verslag 1991 ('s-Gra-
venhage 1972) 21; Archiefraad Ver
slag ip/2 ('s-Gravenhage 1973) 44-
47-
6 Archiefraad Verslag 1974. ('s-Gra-
venhage 1975) 37-38.
7 Th.J. Meijer, 'Regelgeving', in:
nab 88 (1984) 325.
8 Archief van de algemene rijksar
chivaris, doos 220.
9 Archiefraad Verslag 1981-1982 (Rijs
wijk 1984) 90-95.
10 Meijer, 323-328.
11 Vergelijk uitspraak Afdeling
Rechtspraak inzake rapport-War
ners: nab 88 (1984) 335-336.
12 Het va N-bestuur schaarde zich
achter dit oordeel van de Archief
raad in zijn reactie van 29 april
1985 op de concept-Nota archief-
beleid: Nieuwswan archieven4
(1985) 121. Op 29 juni 1984 had de
ledenvergadering het rapport van
de commissie 'regeling openbaar
heid, behandeld (nab 88 (1984)
394-398), maar dit rapport (nab
89 (1985) 215-223) ging niet over de
aanpassing aan dewoB.
13 Archiefraad Verslag 1985 (Rijswijk
1986) 11; archief van de algemene
rijksarchivaris, doos 377, dossier
1.212; Nieuwsw an archieven 4
(1985) 147.
14 Archiefraad Verslag 1989, 64-66.
15 Over de daarmee voor de archiva
ris verbonden ethische vragen:
F. C. J. Ketelaar, 'Quis custodiet
custodientes?', in: nab 88 (1984)
89-91; idem, 'De archivaris en de
levenden', in: nab 89 (1985) 119-
121.
16 I. Schöffer, 'Wacht achter deze
lijn. Het probleem van de open
baarheid', in: P. Brood (red.), Voor
burgeren bestuur. Twintigjaar Ne
derlands archiefwezen 1968-1988
(Hilversum 1988) 105.
17 A. Reitman, 'Freedom of informa
tion and privacy: the civil liberta
rian's dilemma', in: The American
Archivist38 (1975) 506-507; repr.
in: P. Walne (ed.), Modern archives
administration and records ma
nagement: a ram p reader (Paris
1985)358-359.
18 M. L. Ernst - A. U. Schwarz, Pri
vacy: the right to be let alone (New
York - London 1962) 64-67.
19 Reitman, 508 (360); zie noot 11.
20 Toespraak 3 oktober 1984 tijdens
het VAN-symposium Archives and
Europe without boundaries', Ne
derlandse Staats co urantm. 193.
21 Minister-president Lubbers zei op
24 april 1985 over de verhouding
tussen wo b en aw 'dat het doel
van de wo b, gelet op het begrip
"bestuur" te maken heeft met ac
tualiteit.' Een cesuur 'van enkele
decennia terug' leek hem denk
baar: Bijlagen Handelingen Tweede
Kamer 1984-1985,18600 hoofdstuk
ui nr. 11, blz. 4.
22 Ik wijs er op dat er nogal wat over-
[319]