4 2 4 AROB-beroep
De beslissing op een verzoek om dispensatie is een
beschikking die vatbaar is voor beroep ingevolge
de Wet administratieve rechtspraak overheidsbe
schikkingen. Volgens deze Wet arob, artikel 8,
kan bij de Afdeling rechtspraak van de Raad van
State beroep worden ingesteld terzake dat
a 'de beschikking met een algemeen verbindend
voorschrift strijdt;
b het administratieve orgaan bij het geven van de
beschikking van zijn bevoegdheid kennelijk tot
een ander doel gebruik heeft gemaakt dan tot de
doeleinden, waartoe die bevoegdheid gegeven is;
C het administratieve orgaan bij afweging van de
betrokken belangen niet in redelijkheid tot de be
schikking heeft kunnen komen;
d het administratieve orgaan anderszins heeft be
schikt in strijd met enig in het algemeen rechtsbe
wustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur'.
Kort geleden heeft Nicolaï aan de beginselen van
behoorlijk bestuur zijn proefschrift gewijd.'7 Hij
rangschikt de beginselen van behoorlijk bestuur
naar de fasen van het besluitvormingsproces. Bij
de voorbereiding van het besluit en de fase van de
beslissingsprocedure spelen de beginselen van
correcte bejegening, van zorgvuldig onderzoek en
van een zorgvuldige beslissingsprocedure een rol.
Bij het nemen van het besluit is een deugdelijke
besluitvorming essentieel. In de fase van het vast
stellen van de inhoud van het besluit gaat het om
het beginsel dat het besluit moet kunnen worden
gedragen door de motivering, om het gelijkheids
beginsel, het vertrouwensbeginsel en het beginsel
van de redelijke en billijke belangenafweging. In
de fase van de kennisgeving van het besluit spelen
tenslotte de beginselen van zorgvuldige kennisge
ving en een voor de belanghebbende kenbare mo
tivering een rol.
Het gelijkheidsbeginsel (gelijke gevallen gelijk
behandelen) en het vertrouwensbeginsel (de bur
ger moet erop kunnen vertrouwen dat gerecht
vaardigde verwachtingen worden gehonoreerd)
brengen met zich mee dat wanneer aan onderzoe
ker a dispensatie is toegestaan, dat dan aan onder
zoeker b - in gelijke omstandigheden verkerend -
de dispensatie ook moet worden toegestaan. Dis
pensatie mag niet gebruikt worden om een
bepaalde onderzoeker voorrang te geven op on
derzoekers die in gelijke omstandigheden verke
ren.
Een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur
is ook het beginsel dat een besluit moet kunnen
worden gedragen door de motivering. Zeker wan
neer op het dispensatieverzoek geheel of gedeel
telijk afwijzend wordt beschikt, verdient de mo
tivering veel aandacht. Daaruit moet duidelijk
worden dat a het belang van de verzoeker tot raad
pleging of gebruik is afgewogen tegen het belang
van de gestelde beperking en b dit resulteerde in
de beslissing dat in het concrete geval het tweede
belang zwaarder weegt dan het eerste.
De tegen elkaar af te wegen belangen zullen
duidelijk moeten zijn. Daarom is het zo wezenlijk
dat bij de overbrenging de openbaarheidsbe
perking duidelijk geformuleerd, zelfs gespecifi
ceerd, soms zelfs gemotiveerd wordt (zie paragraaf
3-2-2).
4 2 5 Overgangsrecht
De mogelijkheid tot dispensatie geldt alleen voor
in de toekomst over te dragen archieven, zo volgt
uit artikel 21 van de nieuwe tob. Opheffing van
vroeger gestelde beperkingen van de openbaar
heid is wel mogelijk. Wie het meerdere (opheffen)
mag, mag ook het mindere: wijzigen. Een be
staande beperking kan mijns inziens worden
gewijzigd in een beperking die de mogelijkheid
tot dispensatie op de voet van artikel 7a, lid 3,
opent.
Het vierde lid van artikel 7a (termijn van hon
derd jaar) is niet toepasselijk op bestaande beper
kingen van de openbaarheid.
4 3 Verschillen opheffing
en dispensatie
De verschillen tussen de beide in het derde lid van
artikel 7a behandelde rechtsfiguren zijn:
a het opheffen van een openbaarheidsbeperking
is een besluit van algemene strekking; de beslis
sing op een verzoek om dispensatie is een beschik-
[316]
king. Een besluit van algemene strekking kan
niet, een beschikking kan wel door de a ro B-rech
ter worden vernietigd;
b bij opheffing van een openbaarheidsbeperking
moet worden bezien of het belang van openbaar
heid van archiefbescheiden voor een ieder zwaar
der zweegt dan her belang van de gestelde beper
king. Bij dispensatie gaat het om een andere
belangenafweging, namelijk het belang van de
verzoeker tegen het belang van de gestelde beper
king;
C het initiatief tot opheffing gaat uit van de zorg
drager; bij dispensatie neemt de zorgdrager pas
een beslissing naar aanleiding van een verzoek van
een individu.
5
Besluit
De 'nieuwe' openbaarheid in de archiefwet geeft
een nieuwe dimensie aan de taak van de archiva
ris. De wijze waarop de archivarissen de 'nieuwe'
openbaarheid onder het regiem van de vijftig-ja
ren-termijn vorm geven, is mede bepalend voor
het vertrouwen van administratie en burger in de
openbaarheid van de twintig-jaren-termijn (de ar
tikelen 7a en 7b komen praktisch ongewijzigd in
het voorstel voor een nieuwe archiefwet)Laat ons
daarbij denken aan de oproep van Tjeenk Wil
link: 'Archivarissen zijn bemiddelaars tussen een
vergruisde administratie en burgers Archivaris
sen moeten positie kiezen. Het is niet alleen hun
taak informatie te verzamelen en te bewaren,
maar juist ook het gebruik van het recht op infor
matie te stimuleren.'s8
Discussie
Veranderingen in het regime van de openbaarheid
raken het beroep van archivaris in zijn essentie. De
Koninklijke Vereniging van Archivarissen van Ne
derland heeft daarom op 17 juni 1991 over het the
ma 'Nieuwe Openbaarheid' een studiemiddag be
legd in de aula van de Koninklijke Bibliotheek te 's-
Gravenhage. De ruime opkomst gaf aan, welk
belang aan het onderwerp wordt gehecht. Op
meer symbolische wijze werd het belang van het
onderwerp onderstreept door het feit, dat het de
dag was, waarop honderd jaar eerder de vereni
ging werd opgericht. S.F.M. Plantinga, hoofd van
de studiezaal in het Algemeen Rijksarchief, en de
algemene rijksarchivaris dr F.C.J. Ketelaar, ver
zorgden inleidingen op het thema. De inleiding
van Plantinga had voornamelijk een wetstech
nische karakter. Het systeem van de WOB werd
door hem uiteengezet, waarbij accenten werden
gelegd op diverse jurisprudentie met betrekking
tot privacybescherming.
Ketelaar behandelde de betekenis van de nieu
we artikelen 7a en 7b in de AW in verschillende
facetten, zoals blijkt uit dit artikel.
De inleidingen gaven aanleiding tot het op ruime
schaal stellen van vragen aan de beide inleiders.
Met name werd nadrukkelijk aandacht gevraagd
voor praktische problemen in het hanteren van de
'Nieuwe Openbaarheid'. Gezien de rol van de ar
chivaris als praktisch uitvoerder op dit gebied mag
dit weinig verrassend genoemd worden. De meest
toepasselijke vragen worden hierna met de replie
ken van de inleiders weergegeven.
Drs H.J.H.A.G. Metselaars vroeg naar de rele
vantie van de nieuwe artikelen voor openbaar
heidsbeperkingen bij particuliere archieven. Ke
telaar verduidelijkte, dat bij beperking van de
openbaarheid bij de overdracht van particuliere
archieven er geen verschil zal ontstaan met het
huidige regime. Het enigszins onduidelijke lid 2
van artikel 7b is wellicht in de wet gekomen in ver
band met door de overheid geconfisqueerde ar
chieven.
Dr M.W. van Boven stelde de vraag of nabe
staanden op grond van artikel 7a lid 1 sub a geen
beroep konden doen op privacybescherming. Plan
tinga antwoorde, dat men de King-Kong uit
spraak" zo moet uitleggen, dat deze bescherming
slechts geldt voor levende personen. Van Boven
signaleerde vervolgens, dat dit op dorpsniveau
moeilijkheden kan opleveren, en dat er altijd een
afweging van belangen dient plaats te vinden. Ke
telaar vulde aan, dat in Frankrijk l'honneur de la
familie is afgewezen, evenals in feite in ons land.
Een theoretische mogelijkheid voor nabestaanden
is overigens wel het vragen om sluiting van een ar-
[317]