sommige opzichten te betrachten discretie of om zichtigheid.'"5 Maar we moeten ons te weer stellen als de admi nistratie het argument van de privacybescherming misbruikt1? om zogenaamde sensitieve informatie te beschermen. De grondleggers van het recht op privacy, Warren en Brandeis, formuleerden in hun baanbrekende artikel in 1890 als eerste uitzonde ring 'The right to privacy does not prohibit any publication of matter which is of public or general interest'.18 De privacybescherming van politici en andere publieke figuren gaat minder ver dan die van gewone burgers. Naarmate de tijd verstrijkt, wordt het argument van bescherming van de pri vacy van de bij de historische gebeurtenis betrok ken personen steeds minder geloofwaardig.'? 3 2 2 Voorkomen van oneven redige bevoordeling of benadeling De in artikel 7a, eerste lid, onder b genoemde grond 'het voorkomen van onevenredige bevoor deling of benadeling van betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen' is de algemene uit zonderingsgrond van de wob (MvT, blz. 13), de 'verzamelbepaling' (MvT, blz. 37) die in de wob aan het slot van de catalogus van uitzonderingen staat. Bij de toepassing van deze uitzonderingsgrond moet worden bedacht dat het historisch karak ter van het materiaal bij het afwegen van de be langen een extra gewicht legt op het belang van de openbaarheid. Slechts bij uiterste noodzaak zal aan het bijzondere belang dat tot geheim houding strekt de doorslag kunnen worden ge geven. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat een te stellen beperking het resultaat dient te zijn van een toetsing van het te beschermen be lang aan het publieke belang van de openbaar heid van de archiefbescheiden. Het individuele belang van eventuele raadplegers speelt geen rol' (MvT, blz. 13). Mede met het oog op het in paragraaf 4 te bespre ken derde lid, is het noodzakelijk de openbaar heidsbeperkingen zorgvuldig - nog zorgvuldiger dan we al gewoon zijn - in de akte van overbren ging te formuleren. Er zal expliciet moeten wor den aangegeven welke van de beide gronden geldt. Bovendien bepleit ik, indien grond b wordt gebruikt, een nadere specificatie te eisen: deze eis vloeit voort uit de normen van behoorlijk bestuur jegens de nieuwe zorgdrager én naar de onderzoe ker toe - juist in verband met de belangenafwe ging die krachtens het derde lid plaats zal moeten kunnen vinden. We moeten voorkomen dat b als een 'caoutchouc-bepaling' wordt gebruikt telkens wanneer de overbrengende instantie bevreesd is voor openbaarheid. Hier rust een bijzondere taak op de schouders van de archivaris. Onlangs nog waarschuwde de voorzitter van de Eerste Kamer mrH.D. Tjeenk Willink: Omdat informatie macht is, zullen er binnen de administratie altijd pleidooien voor geheim houding klinken. Steeds zal er de neiging zijn de uitzonderingen op het recht op informatie op te rekken. Archivarissen dienen het recht op infor matie te bewaken niet alleen formeel, maar ook feitelijk. Zij moeten de toegankelijkheid bewust stimuleren voor buiger en administratie. De uitzonderingen op het recht op informatie die nen door hen engte worden geïnterpreteerd20 De Memorie van Toelichting (blz. 37) zegt na drukkelijk: De bepaling mag er echter niet toe leiden dat overheidsorganen gegevens zouden mogen ach terhouden omdat publikatie daarvan mogelijk een ongunstig licht zoit werpen op het door hen gevoerde beleid. Géén argument voor beperking van de openbaar heid bij de overbrenging kan zijn het feit dat on der het wo B-regiem de informatie geheim was. De wob heef ten doel de burger in de gelegen heid te stellen de bestuurlijke besluitvormings processen in het heden en verleden te doorzien. Er komt echter een moment dat het bestuurlijk belang van documenten ophoudt te bestaan om dat de besluitvorming is achterhaald of door de tijd overleefd. Exacte grenzen zijn echter niet aan te geven omdat de situatie van aangele genheid tot aangelegenheid verschilt. Om toch de bestuurlijke oriëntatie van de wo b te marke ren is besloten de grens van de werking van de [312] wob te leggen bij het moment van overdracht van de documenten naar de archieven ingevol ge de Archiefwet 11)62. Van dat moment af geldt het openbaarheidsregime van die wet.(MvT, blz. 11).21 De openbaarheid ingevolge de aw mag zeker niet minder zijn dan die van de wob, 'Integendeel, de Archiefwet dient een nog grotere mate van open baarheid van overheidsdocumenten te verzekeren dan aanwezig is in de fase waarin de stukken nog betrekking hebben op het actuele doen en laten van de overheid' (MvT, blz. 11).Z1 Onder de rechtspersonen wier onevenredige bevoordeling of benadeling moet worden voorko men, vallen ook publiekrechtelijke lichamen (de Staat, de provincie, de gemeente, het waterschap) (MvT, blz. 37). Schade van 'de veiligheid van de Staat' valt zeker onder onevenredige benadeling. Ook ministers, andere bestuurders en ambtena ren kunnen 'betrokken natuurlijke personen' zijn (MvT, blz. 37). De Memorie van Toelichting noemt in dit verband als te beschermen belang 'het soepel functioneren van het publiekrechtelij ke lichaam waarvan de betrokkenen deel uitma ken'. Na enkele decennia zal, meen ik, dit slechts in zeer beperkte gevallen nog gelden, behoudens voor de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties: deze be trekkingen zijn nu eenmaal sterk historisch be paald - de diplomatieke herinnering inzake 'eer en hoogheid van de staat' reikt ver (maar selectief) terug in de geschiedenis. 'Schade voor de veilig heid van de Staat' is een van de absolute uitzonde ringsgronden van de wob. Een andere is 'gevaar voor de eenheid van de Kroon'. Daarmee wordt bedoeld (MvT, blz. 33) de eenheid van Koning en ministers, die in gevaar zou komen 'als informatie zou worden verstrekt over de inhoud van docu menten waaruit van meningsverschillen tussen Koning en kabinet zou blijken'. Na enkele decen nia is, dunkt me, de besluitvorming 'achterhaald of door de tijd overleefd' (MvT, blz. 11) en beho ren eventuele meningsverschillen tussen Koning en kabinet nog slechts tot het domein van de his torische onderzoeker. 3 3 AROB-beroep Het stellen van een beperking aan de openbaar heid is een besluit van algemene strekking, los van een concreet verzoek om inzage. Men kan dus niet met succes een beroep ingevolge de Wet admi nistratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen instellen tegen het stellen van de beperking. Pas als de archiefbeheerder, met inachtneming van een eventuele beperking, een concrete belissing neemt, is dit een beschikking waartegen men een AROB-beroep zou kunnen instellen. Ik neem ech ter aan dat, wanneer de beschikking van de be heerder blijft binnen de grenzen van de openbaar heidsbeperking en overigens in overeenstemming is met de algemene beginselen van behoorlijk be stuur (bijvoorbeeld het gelijkheidheidsbeginsel), een AROB-beroep weinig kans maakt. Ik kom daar in paragraaf 4-2-4 op terug. 3 4 Ma de overbrenging Het tweede lid van artikel 7a komt in de plaats van wat nu in (het in te trekken) artikel 21 van het Archiefbesluit staat. Het vragen van advies aan de beheerder van de archiefbewaarplaats wordt ech ter niet meer vermeld. Ik neem evenwel aan dat hiervoor ook geldt wat in de Memorie van Ant woord (blz. 37) over het derde lid van artikel 7a wordt gezegd: 'De advisering ligt zo voor de hand, dat expliciete vermelding daarvan in het wets voorstel niet nodig leek' (zie paragraaf 4-2-2). In de meeste gevallen waarin tot nu toe met ad vies van de algemene rijksarchivaris arrikel 21 van het Archiefbesluit is toegepast, ging het om 'ont dekking' van privacygevoelige gegevens in een overgebracht archief. Soms gebeurde dit bij het inventariseren, in andere gevallen was al wel be kend dat bepaalde gegevens zich in een archief be vonden, maar was het privacygevoelige karakter ervan nog onvoldoende (h)erkend. In beide casus posities is naar mijn mening sprake van 'omstan digheden' die, waren zij op het tijdstip van over brenging bekend geweest, tot het stellen van be perkingen aan de openbaarheid zouden hebben geleid. [3D]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 17