nietigen bestanden. Een derde voordeel van de beslissing van de minister is de tijd die onderzoe kers nu gegund wordt om in geschrifte blijk te ge ven van het belang van de BVD-dossiers en op die wijze invloed uit te oefenenen op de besluitvor ming ten aanzien van de vernietiging. Politieke vragen Voorlopig gaan de besprekingen tussen de Rijks archiefdienst en de bvd over de uitvoering van de vernietiging voort. Van de Rijksarchiefdienst wordt ten behoeve van een zorgvuldige selectie een gedetailleerde kennis van het functioneren van de overheid verlangd, in casu van de bvd. Die kennis is thans nog gering. Als ik als onderzoeker langs de zijlijn hieronder enkele vragen en kantte keningen plaats, is dat niet bedoeld als negatieve kritiek op het functioneren in deze van de Rijksar chiefdienst, maar liggen mijn opmerkingen meer op het vlak van: laten onderzoekers en archivaris sen samen wijzer worden in het tot voor kort zo ontoegankelijke historische veiligheidsland, op dat uiteindelijk een verantwoorde selectie plaats heeft. Om een indruk te geven van de positieve ont wikkelingen die zich voordoen ten aanzien van de openbaarheid met betrekking tot de bvd en de resterende (historische) problemen kan het best worden verwezen naar het debat over de bvd dat op 14 maart 1991 in de Tweede Kamer plaats had. Dat debat werd door alle woordvoerders als een beginpunt van een nieuw tijdperk ervaren. Woordvoerder Kraijenbrink van het CDAkon zich weinig debatten herinneren die 'zo positief' wa ren geweest. Dijkstal (vvd) beschouwde het de bat als 'een verademing' ten opzichte van voor gaande debatten over de bvd. En minister Dales kon met genoegen constateren, dat ook Willems (Groen Links), Stoffelen (pvda) en Scheltema-de Nie (d66) het debat ervoeren als 'ook echt de aan vang van een ontwikkeling die wij willen doorma ken.' De minister beloofde de Kamer onder meer een jaarlijkse openbare rapportage over de bvd; een jaarlijks openbaar overzicht van alle risico's ten aanzien waarvan de bvd actiefis; en een uitge breide toelichting ten aanzien van de bvd bij de jaarlijkse begroting. Bovendien schiep het debat ruimte voor een uitbreiding van het aantal parle mentariërs dat bij de controle op de bvd betrok ken is. Ook in dit als positief ervaren debat kwam een aantal vragen naar voren, waarop de Kamer sinds het bestaan van de bvd geen helder antwoord heeft gekregen. Misschien is dit debat het laatste geweest, waarin dit het geval was. Dat neemt niet weg, dat voor de dossiers die thans voor selectie in aanmerking komen de vragen onbeantwoord zijn gebleven. Het gaat om de volgende vragen. Ten eerste: wat behelst de concrete taakuitvoering van de bvd? De in de Wet op de Inlichtingen- en Veilig heidsdiensten geformuleerde taak is te vaag om inzicht in de feitelijke taakopvatting van de dienst te geven. Ook de bij de reorganisatievoorstellen genoemde nadere toespitsing geeft nog te weinig inzicht. Ten tweede, in hoeverre hebben de bvd en de onder haar ressorterende plaatselijke Politie In lichtingendiensten (pid's) gebruik, respectieve lijk misbruik van hun bevoegdheden gemaakt? De verwijzing van de minister in het debat naar het geringe aantal klachten van individuele bur gers over het functioneren van de bvd kan niet geheel bevredigen, aangezien het geheime karak ter van de bvd impliceert dat veel burgers niet weten, dat de bvd ten aanzien van hen actiefis ge weest. Bovendien was zeker tot de instelling van de Nationale Ombudsman en (in 1971) de advies commissie inzake de veiligheidsonderzoeken voor burgerlijke rijksambtenaren de derdenbescher- ming de facto niet erg sterk. Niet iedereen zal zijn leven hebben willen wijden aan een veertig jaar durende actie om het hem aangedane onrecht te bewijzen, zoals in het geval van ir J. T. Wilman. Ten derde, hoe is de samenwerking met en de taakafbakening tussen de bvd en andere dien sten? Tijdens het debat waren regering en Kamer nog in afwachting van rapporten betreffende de relatie Inlichtingendienst Buitenland (idb)/bvd, de relatie Centrale Recherche Informatiedienst (cri)/bvd en de relatie politie/BVD. Met name de relatie tussen de bvd en de pid's is een door de jaren terugkerend onderwerp van discussie in par lement en gemeenteraden geweest. Bij de plaatse- [300] lijke politie werken ambtenaren die gedurende hun gehele of een deel van hun werktijd ressorte ren onder de bvd. In het bewuste Kamerdebat wees het Kamerlid Stoffelen er echter nog eens op, dat hem in de loop der jaren mededelingen had den bereikt, 'dat vele mensen van pid's feitelijk ongecontroleerd en ongeremd bezig zijn alsof er nog een koude oorlog is.' Het zijn vooral deze PID-ambtenaren die het voetenwerk van de bvd doen en betrokken zijn bij de werving en het run nen van informanten. Juist op deze terreinen komt de bvd vaak negatiefin de publiciteit. Bo vendien is er in de Nederlandse rechtsstaat voor gekozen om de bvd geen opsporings- en aanhou dingsbevoegdheid te geven. Het feit, dat pid- ambtenaren met twee petten kunnen werken, heeft kritici in het verleden meer dan eens aanlei ding gegeven te beweren, dat de scheidslijn hier wel erg dun is. Dun is verder ook de scheidslijn tussen de plaatselijke inlichtingendienst en de vreemdelingendienst. Op politiebureaus zijn de ruimtelijke en personele banden tussen beide diensten soms zeer sterk. Een vierde voortdurende vraag betreft de ver trouwensfuncties. Het aantal vertrouwensfuncties bij de overheid is de afgelopen jaren terugge bracht van 71000 naar (binnenkort) 37000 (in clusief 10000 bij de geprivatiseerde ptt). Maar het ontbreekt het parlement aan een overzicht van de functies waarom het gaat, en de kriteria die worden aangelegd voor een dergelijke classificatie. Gebrek aan administratieve discipline Nu maakt de Rijksarchiefdienst bij de selectie een scherp onderscheid tussen beleidsdossiers en per soonsdossiers. Beleidsdossiers worden op hoofd lijnen bewaard; persoonsdossiers komen in prin cipe voor vernietiging in aanmerking. De vraag is of dat terecht is bij een instantie als de bvd. Bij zulk soort organisaties krijgt de beleidsformule- ring vaak gestalte tegelijk met de beleidsuitvoe ring. Zij is veelal terug te vinden in de persoons dossiers, aangezien organisaties als de bvd sterk persoons- en relatiegericht onderzoek verrichten. Ook in het buitenland is de diverse onder zoekscommissies naar inlichtingen- en veilig heidsdiensten gebleken dat de uitvoeringsdossiers vaak belangrijker of zelfs onmisbaar waren voor de reconstructie van het door de desbetreffende diensten gevoerde beleid. Zo had een van de eer ste grote aanvaringen tussen de csis en het sirc betrekking op de vraag, hoeveel operationele en hoeveel verwijderde persoonsdossiers (die op ver nietiging of overbrenging naar archiefbewaar plaatsen wachtten) de csis onder zich had. Het Church Committee concludeerde: 'The most im portant lesson to be derived from our experience is that effective oversight is impossible without re gular access to the underlying working docu ments of the intelligence community. Top level briefings do not adequately describe the realities. For that the documents are a necessary supple ment and at times the only source.'7 Bovendien wekt het bij het Verslag van de vaste commissie voor de inlichtingen- en veiligheids diensten over de periode juli 1989-juli 1990 ge voegde rapport Een nieuwe bvd niet bepaald de indruk, dat de beleidsformulering bij de bvd in het verleden erg helder is geweest. Er wordt ge constateerd, dat het in het verleden heeft ontbro ken aan 'een helder strategisch concept; een een duidige formulering van activiteiten en produlc- ten; goede criteria voor de inzet van mensen en middelen; afdoende voortgangsrapportages; een adequate planning op prioriteiten; een voldoende mate van sturingsinformatie. De functionele in deling en compartimentering van de bvd hebben ervoor gezorgd, dat de primaire processen te zeer zijn verbrokkeld... Ook wat betreft de adminis tratieve discipline zijn er bij de bvd knelpunten aan te wijzen, vooral op het gebied van de (gede centraliseerde) documentatie en registratie.' Tijdens het symposium van 28 januari 1991 ging een spreker ervan uit, dat met uitzondering van de beginjaren van de bvd men de beleidsuit voering, blijkend uit de persoonsdossiers, zou kunnen toetsen aan de formele beleidsdoelstellin gen; derhalve zou er weinig hoeven te worden be waard. Dit getuigt van optimisme. Als parlemen tariërs decennialang niet in staat zijn geweest de concrete beleidsdoelstellingen van de bvd boven water te halen, zal de Rijksarchiefdienst daar dan wel in slagen? Dezelfde vraag lean men stellen ten [301]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 11