deeld, dat de bvd ook onder het regime van de
wob valt. In een bezwaarschriftprocedure herriep
de minister dan ook ijlings zijn standpunt ten
gunste van de onderzoeker. Hij erkende boven
dien nogmaals dat bescherming van privacy zich
slechts uitstrekt tot nog levende personen en niet
tot eventuele nabestaanden.
In een eerdere zaak, een onderzoek naar de toen
nog levende filmer Joris Ivens, kreeg de onderzoe
ker toegang tot het BVD-dossier betreffende Ivens,
omdat deze instemde met het inzageverzoek. In
stemming van het object van het BVD-dossier ga
randeert overigens geen inzage. In een ander geval
weigerde de minister aan een onderzoeker inzage
in een deel van een dossier betreffende de jaren
vijftig, hoewel het onderzoeksobject bij de onder
zoeker had aangedrongen inzage te vragen in dat
deel van zijn dossier, dat hij zelf al wel had mogen
raadplegen. De minister oordeelde op basis van de
onderzoeksopzet dat de desbetreffende stukken
niet relevant waren voor het onderzoek, dat inder
daad 1949 als eindterm had.
Na de King Kong-uitspraak gingen de bvd-
dossiers dus geleidelijk open. Sommige onderzoe
kers maakten er dankbaar gebruik van. Wat zij
niet te zien kregen, waren stukken die de naam
van informanten zouden kunnen prijs geven. De
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
kent op dit punt ook een scherper bepaling dan
voorheen. Heette het in het kb van 8 augustus
1949 nog, dat de coördinator voor de inlichtin
gen- en veiligheidsdiensten 'naar behoren' de ge
heimhouding van de bronnen, waaruit hij ge
gevens zou krijgen, zou waarborgen (art. 39), arti
kel 14 van de wiv bepaalt zonder meer, dat de
coördinator en de hoofden van de diensten zorg
dragen voor geheimhouding van de bronnen. Dat
is een bepaling, waarmee onderzoekers in de prak
tijk over het algemeen kunnen leven, aangezien zij
niet zelden op grond van andere dan BVD-dossiers
wel weten uit welke hoek de wind waait. Hele
maal ideaal is deze beperking intussen niet, omdat
de historische onderzoeker bij de toepassing van
zijn bronnenkritiek graag nader geïnformeerd is
over de oorsprong van zijn bronnen. Bovendien
kan men vaststellen, dat tot nu toe, doordat
slechts een beperkt aantal, gedegen onderzoekers
gebruik heeft gemaakt van de BVD-dossiers, er
geen scheve schaatsen zijn gereden. Minder kri
tisch ingestelde onderzoekers zouden de halve
waarheden en hele geruchten die men soms aan
treft in de BVD-dossiers wel eens al te klakkeloos
kunnen overnemen.
Een andere beperking die steeds aan onderzoe
kers wordt opgelegd is het onthouden van alle in
formatie, waaruit de 'actuele werkwijze en het
huidige kennisniveau van de bvd' (standaardfor
mule in brieven van Binnenlandse Zaken naar
aanleiding van woB-verzoeken met betrekking
tot BVD-dossier(s) zou kunnen blijken, hetgeen
volgens de minister tot schade voor het opereren
van de dienst zou kunnen leiden. Voorzover mij
bekend hebben zich tot nu toe geen problemen
voorgedaan over de interpretatie van de woorden
'actuele' en 'huidige' door de minister van Bin
nenlandse Zaken. Hoewel dit voor de onderzoe
ker moeilijk aantoonbaar is, bestaat de indruk dat
die beperking nog steeds onderzoeken over zaken
die veertig jaar of langer geleden plaatsvonden
kan treffen. Zij wekt telkens opnieuw verbazing.
Buitenstaanders worden daardoor aan het twij
felen gebracht over de kwaliteiten van een dienst,
die in gevaar zou kunnen komen door openbaar
making van zijn werkwijze van veertig jaar tevo
ren. De toenmalige woordvoerder van Binnen
landse Zaken, D. Houwaart, ontdekte zelfs een
sluwe onderzoeker die een nieuwe methode had
ontdekt om inzicht te krijgen in de werkwijze van
de bvd. Op 8 januari 1988 vertelde Houwaart aan
het Haarlems Dagblad.dat deze onderzoeker maar
liefst 120 dossiers had opgevraagd. (Houwaart
vergat overigens te melden, dat deze onderzoeker
bijna acht maanden tevoren op verzoek van het
ministerie zijn aanvraag had ingeperkt tot 41 dos
siers en vervolgens akkoord was gegaan met (ge
deeltelijke) inzage van tien dossiers, alle het tijd
vak vóór 1949 betreffend.) En hij vertelde over dit
verzoek: 'Door voortdurend vragen te stellen kun
je op den duur informatie krijgen over dingen die
de bvd niet kwijt wil. Die manier van informatie
verwerken wordt wel de mozaïekmethode ge
noemd.'
bvd en onderzoekers houden elkaar zo in een
wurgende greep van spanning. Intussen denk ik
dat de werkelijkheid minder opwindend is. Als
voorbeeld kan de zogenaamde bronwaardering -
[298]
in de Angelsaksische wereld spreekt men van as
sessment - dienen. Onderzoekers met ervaring in
buitenlandse archieven weten, dat daar vaak al
vóór de Tweede Wereldoorlog op inlichtingenrap
porten een waarde-oordeel werd gegeven zowel
over de bron als de inhoud. Onderzoekers die
BVD-rapporten uit de tweede helft van de jaren
veertig en het begin van de jaren vijftig raadpleeg
den en zich verbaasden over het ontbreken van
dergelijke kwalifikaties, werd verteld dat men
niets kon zeggen over de werkwijze van de bvd in
heden en verleden. Maar was er wel iets te zeggen?
Of alleen iets te verbergen?
De grote onbekende
In 1990 werd duidelijk dat er een vernietiging van
de dossiers van bnv, cvd en bvd op komst was,
ruwweg voor alle persoonsdossiers, waaraan de
laatste vijf jaar niets was gewijzigd. In zekere zin
kunnen onderzoekers zich overvallen voelen door
deze operatie. De facto bood de wob sinds twee
jaar de gelegenheid BVD-dossiers in te zien. Met
een beroep op die wet was het in principe mogelijk
inzage te krijgen in de vele tienduizenden bvd-
dossiers. Nu dreigde plotsklaps dit aantal dossiers
drastisch gereduceerd te worden. Op 24 januari
bracht de algemene rijksarchivaris advies uit over
deze voorgenomen vernietiging. De dossiers kun
nen worden vernietigd met de volgende uitzonde
ringen: dossiers van beleidsbepalende functiona
rissen in organisaties en inlichtingendiensten die
onderzoeksobject van de bvd zijn geweest en van
personen die verwikkeld zijn geweest in affaires
die voor het functioneren van de bvd van bijzon
dere betekenis waren. Daarnaast wordt 'voorals
nog' een steekproef van vernietiging uitgezon
derd, waardoor inzicht kan worden verkregen in
'de wijze waarop de bvd in het verleden heeft ge
functioneerd'.
Vier dagen later spraken onderzoekers op het
reeds genoemde symposium uit, dat het hun on
mogelijk is een oordeel uit te spreken over de
juistheid van de voorgenomen vernietigingsope
ratie, aangezien zij onvoldoende zijn ingelicht
over de werkwijze van de bvd in het verleden.
Zelfs onderzoekers die al wel gebruik hebben ge
maakt van BVD-dossiers zijn terughoudend in
hun oordeel. Tenslotte beperkt hun ervaring zich
hoogstens tot enkele tientallen dossiers. Wie ga
randeert hun dat die een representatief beeld vor
men van de meer dan 300.000 persoonsdossiers,
waarom het schijnt te gaan? Bovendien krijgen zij
bij het ministerie van Binnenlandse Zaken nooit
de originele dossiers te zien, doch slechts kopieën,
die gedeeltes van de dossiers omvatten.
Ten tweede heeft Binnenlandse Zaken, zoals
hierboven uiteengezet, steeds ijverig gepoogd de
werkwijze van de bvd voor hen verborgen te hou
den. Men kan zich afvragen of, nu de reorganisa
tie van de bvd in volle gang is, niet het moment is
gekomen om minder benauwd te zijn, dat de
werkwijze van de bvd in het verleden naar buiten
komt. Per slot van rekening is thans bij de bvd
een historicus onder wetenschappelijke begelei
ding bezig een op externe publicatie gerichte ge
schiedenis van de bvd te schrijven. Zo'n ge
schiedschrijving zal veel van zijn aardigheid ver
liezen, indien ons niet iets verteld wordt over de
werkwijze van de bvd. En wat de overheid toe
staat aan de ene onderzoeker, zal zij voor de ande
re niet verborgen kunnen houden. Anders stoot
zij zich aan de wob.
Ten derde hebben, voorzover ik kan nagaan,
onderzoekers uitsluitend inzage gekregen in per
soonsdossiers van de bvd. Wat is de relatie daar
van tot andere bestanden? Bestaan er zaakdos
siers? Het schijnt zo. Wat is de relatie tussen beide
bestanden? Bestaan er dossiers op operatie- of co
denaam? Als dat al zo is, zullen we dat wel niet
mogen weten, want anders komt de werkwijze
van de bvd in gevaar.
Intussen heeft de minister besloten de vernieti
gingsoperatie uit te stellen tot eind 1993. Het ziet
er naar uit, dat daardoor de vernietiging haar inci
dentele karakter zal verliezen en zal worden omge
zet in een lijstvernietiging. Dat heeft vanuit het
perspectief van de onderzoeker voordelen. Ten
eerste is de mogelijkheid om het onderzoekersbe-
lang tot uitdrukking te brengen bij de lijstvernie
tiging groter dan bij de incidentele vernietiging,
waarbij de algemene rijksarchivaris zijn advies
kan geven zonder de opinie van onderzoekers af te
wachten. Ten tweede moet op de vernietigingslijst
een omschrijving worden gegeven van de te ver-
[299]