Noten
er sprake is van een zekere 'enquête-moeheid' bij
bedrijven. Om nu te voorkomen dat het formulier
ongezien in de prullenmand (het zogenaamde
'ronde archief') verdwijnt, is gekozen voor een
zeer zorgvuldige voorbereiding. Er is allereerst
contact gelegd met de twee grootste overkoepe
lende werkgeversorganisaties ncw en vno. Beide
organisaties onderschrijven het belang van het
barn, hetgeen heeft geresulteerd in aanbevelings
teksten in de folder die het enquêteformulier be
geleidt. Bovendien is in de bladen Onderneming
en De Werkgever uitgebreid aandacht aan het pro
ject besteed. Voorts bezocht het neha die bran
che-organisaties waarvan in 1991 de bronnenover
zichten moeten verschijnen. Zij zijn benaderd
met een tweeledig verzoek: morele en financiële
ondersteuning. Extra financiële steun is benodigd
voor de produktiekosten van de publikaties; deze
vallen namelijk buiten de subsidieposten en zul
len door het bedrijfsleven moeten worden opge
bracht.
Naast het bedrijfsleven dragen ook het archief
wezen en de onderzoekswereld verantwoordelijk
heid voor het behoud van bedrijfsarchieven. Van
uit die optiek informeerde het neha de diverse
instellingen en organisaties in het werkveld. Alle
gemeentelijke en streekarchiefdiensten werden
daarnaast opgeroepen om hun jaarverslagen en/of
aanwinstenlijsten - voor zover dat nog niet ge
beurde - in het vervolg automatisch naar het
neha te sturen. Voor de passieve registratie is dit
natuurlijk van zeer groot belang. De reacties op
die aansporing zijn bemoedigend. Van een 100%
score is echter nog geen sprake. Gezien het belang
van het project voor het archiefwezen wordt dit
ultieme cijfer wel als streefpercentage gehanteerd.
Om ten slotte ook buiten de werkgevers-, ar
chief- en onderzoekswereld ruchtbaarheid te ge
ven aan het barn werd de publiciteit gezocht. Dit
resulteerde in enkele artikelen in landelijke en
provinciale dagbladen, tijdschriften en een radio
interview.
Binnen het neha werd in 1990 de formatie
aangepast aan het uitvoeren van het BARN-pro-
ject. De praktische voorbereiding bestond uiter
aard uit het opstellen van de enquête en het selec
teren van een adressenbestand van te benaderen
bedrijven. Dit laatste werd gedaan met behulp van
gegevens van de nv Databank van de Kamers van
Koophandel en Fabrieken. Als uitgangspunt werd
gekozen voor bedrijven met vijftig of meer werk
nemers. Echter, in de bedrijfstakken waar deze re
kensom resulteerde in een aantal bedrijven dat
minder dan vijf procent van het totale aantal be
drijven in die bedrijfstak bedraagt, werden ook de
bedrijven met 20-50 werknemers in de berekening
betrokken. Op die manier speelt de omvang van
de gehele bedrijfstak indirect een rol bij de selectie
van de te enquêteren bedrijven. In totaal zullen,
zoals gezegd, zo'n 10.000 bedrijven een enquête
formulier ontvangen.
Voorts ontwikkelde de Vakgroep Alfa-Informa-
tica van de Rijksuniversiteit Groningen de soft
ware voor het verwerken van de gegevens. Tevens
verzorgde zij de conversie van de gegevens uit het
'oude' CRBAnaar het 'nieuwe' crisys.
Een Commissie van Advies begeleidt de voort
gang van het project. In deze commissie hebben
vertegenwoordigers uit het archiefwezen, de on
derzoekswereld en het bedrijfsleven zitting.
Eerste ervaringen
In februari 1991 is de eerste lichting enquête
formulieren naar circa 2700 ondernemingen ver
zonden. Begin april lag de respons voor de ver
schillende bedrijfstakken tussen de 10 en 18 pro
cent. Voor een schriftelijke enquête is dit een goed
resultaat. De effecten van een zorgvuldige voor
bereiding, een professioneel ogende folder en
een afgewogen, zo beknopt mogelijk gehouden
enquêteformulier zijn hierin duidelijk terug te
vinden. Gestreefd wordt echter naar een respons
van 25 procent per bedrijfstak. Daarom werd een
schriftelijk rappèl gevolgd door een telefonisch
rappèl. Gezien het aantal nog te rappelleren be
drijven was het fysiek vrijwel onmogelijk om ze al
lemaal op deze wijze te benaderen. Daarom werd
een nadere selectie gemaakt op de grootste bedrij
ven, dat wil zeggen met 200 of meer werknemers.
Bovendien vindt nog een controle plaats op de
leeftijd van de bedrijven. In een historisch bron
nenoverzicht horen niet alleen grote, maar ook
oude bedrijven ongeacht hun omvang een plaats
te krijgen.
[278]
Uit de telefonische ronde blijkt dat de vrees
voor 'enquête-moeheid' bij bedrijven niet geheel
ongegrond is geweest. Zij worden heden ten dage
overspoeld met vragenlijsten van diverse aard en
een aantal heeft daarom inmiddels besloten om
slechts aan wettelijk verplichte enquêtes mee te
werken. Niet zelden wordt ook het argument naar
voren gebracht dat het betreffende bedrijf zich be
zighoudt met het maken van een produkt en niet
met het invullen van enquêtes. Desondanks blijkt
dat de bedrijven die in eerste instantie niet re
ageerden, na een nadere mondelinge toelichting
interesse tonen en bereid zijn het formulier alsnog
ingevuld te retourneren. Wellicht dat zo op voor
hand een bijdrage is geleverd aan het realiseren
van een van de doelstellingen van het project: er
kenning van de waarde van het bedrijfsarchief bij
de ondernemingen zelf. Hieruit blijkt echter ook
dat het middel van een schriftelijke enquête bij
een landelijk registratieproject van enige omvang
een intensieve nazorg vereist.
Al met al geven de tot nu toe behaalde resulta
ten hoop voor de toekomst en bevestigen zij dat
het neha de juiste afslag genomen heeft op de
lange weg naar een representatief en compleet be-
drijfsarchievenregister dat nagenoeg alle sectoren
van het Nederlandse bedrijfsleven bestrijkt.
Het neha is gaarne bereid nadere inlichtingen
over het project te verschaffen. U kunt contact
opnemen met mevrouw drs J.F. M. van Dijk,
mevrouw drs H.J.M. Winkelman of drs M.J.G.
Huetink bij het neha, Cruquiusweg 31, 1019 at
Amsterdam, tel. 020 668 58 66.
M.J.G. (projectmedewerker neha)
Summary
The BedrijfsArchieven Register of the
NEHA (BARN) After a year of careful prepa
rations the Nederlandsch Economisch-Historisch
Archief (neha) in Amsterdam has started with a
project involving the registration of the archives of
practically all branches of trade and industry in
The Netherlands. The BedrijfsArchieven Register
as it will be called, will comprise both the archives
which are still with the firms and companies they
belong to, and the archives which have been han
ded over to public archives repositories. The data
thus collected will be published over a period of
three years in a series of surveys, ordered by branch
of industry. They will also be stored and updated
in an automated system.
1 Nederlands Archievenblad^ ab),
79(i975). PP- 217-328.
2 Wat NAB betreft wordt kortheids
halve verwezen naar:
H. B. N. B. Adam, 'Een kader voor
de inventarisatie van bedrijfsar
chieven', 88(1984), i-ii;
J.A.M.Y. Bos-Rops enP.W.J.
den Otter, 'Kiezen uit overvloed.
De acquisitie van bedrijfsarchie
ven', 91(1987), 107-136, en
H. B. N. B. Adam, 'Kiezen uit
overvloed. Een beknopte aan
vulling', 91(1987), 255-257. Zie
ook: E.J. Fischer e.a., Bedrijfs
archieven. Beschouwingen over
acquisitie, beheer en gebruikAm
sterdam 1989. Voor het ruimere
kader van particuliere archieven
zie: J.E.A. Boomgaard,J.A.M.Y.
Bos-Rops en G.M.W. Ruiten
berg, 'Alle theorie is grauw
De praktijk heeft een ander
kleurtje. Praktische wenken voor
een planmatige aanpak van de
acquisitie van particuliere ar
chieven', in nab 95 (1991), 123-
161.
3 Bos-Rops en Den Otter, a.w.,
107.
4 a.w., in.
5 P. Nijhofetal., Het industrieel
erfgoed en de kunst van het ver
nietigen. Adviesnota uitgebracht
door de Commissie Industrieel
Erfgoed in opdracht van de
Minister van Welzijn, Volksge
zondheid en Cultuur, (Zeist
1989), 50.
6 J. L. J. M. van Gerwen, Bronnen
overzicht voor de bestudering van
het Nederlandse bankwezen in de
19e en 20e eeuw, Amsterdam
1986; B. P.A. Gales en J.L.J.M.
van Gerwen, Sporen van leven
en schade. Een geschiedenis en
bronnenoverzicht van het Neder
landse verzekeringswezen, Amster
dam I988;J.L.J.M. van Gerwen,
J.J. Seegers en S. W. Verstegen,
Mercurius'Erfenis. Een geschiede
nis en bronnenoverzicht van de
Kamers van Koophandel en Fabrie
ken in Nederland, Amsterdam
1990.
[279]