'Op Papier Vergaan'
Onderzoek naar vergane schepen in de archieven
van de Verenigde Oostindische Compagnie
P.G.M. Diebeis
Michal Hatcher op zoek naar de Geldermalsen, 1985. Foto Christie's Am
sterdam
Sinds de ontdekking in 1963 van het wrak van het in 1629 vergane voc-
schip Batavia op de westkust van Australië zijn de wrakken van meer dan
dertig andere voc-schepen gelocaliseerd. Vers in het geheugen ligt de ont
dekking van de Geldermalsen en de verkoop van de kostbare lading van het
schip. Met name het archief van de voc wordt regelmatig geraadpleegd
voor onderzoek naar verloren schepen. P. G.M. Diebeis uit Leiden heeft
zich in de materie verdiept en geeft in dit artikel aan welke bronnen uit de
archieven van de voc gebruikt kunnen worden bij het verrichten van on
derzoek naar (vergane) Oostindiëvaarders, welke gegevens te vinden zijn
over zaken als bouw, uitrusting, bemanning, routes en lading en welke ar
chiefstukken in het geval van de Geldermalsen van belang zijn geweest.1
Op 28 januari 1986 maakte het veilinghuis Chris
tie's in een persconferentie wereldkundig, dat zij
van 28 april tot en met 2 mei de lading van een
vooralsnog onbekend Europees schip te Amster
dam zou laten veilen. De vinder van het schip,
de Brit Michael Hatcher, had het wrak in de zo
mer van 1985 in internationale wateren tussen
Singapore en Sumatra opgespoord. Tot aan de
persconferentie beweerden zowel Christie's als
Hatcher niet te weten van welk schip nu eigen
lijk de inhoud was geborgen. Op grond van de la
ding - 150.000 stuks Chinees export-porselein en
125 staafjes goud - werd ervan uitgegaan dat het
vergane schip uit China was vertrokken en noem
de men de aanstaande veiling 'The Nanking Car
go', naar de plaats waarvan men vermoedde dat
het porselein afkomstig was. Het was nu juist deze
te veilen lading, in combinatie met de door
Hatcher opgegeven vindplaats, die een aantal his
torici, maritiem-archeologen en archivarissen in
Nederland tot de conclusie bracht dat het hier om
de lading van de in 1752 vergane Oostindiëvaar-
der Geldermalsen moest gaan. Hen was namelijk
al langer bekend dat Hatcher sinds 1983 op zoek
was naar vergane schepen van de Verenigde Oost
indische Compagnie (voc) en nog in 1983 als re
sultaat hiervan het wrak van de in 1727 vergane
Risdam voor de kust van Maleisië had gelocali
seerd.
Pas op 28 januari zelf, na vragen van journalis
ten, die in de dagen ervoor al in meerdere publica
ties hun vermoedens omtrent de ware identiteit
van het schip hadden geuit, gaf Hatcher toe dat de
door hem geborgen lading waarschijnlijk afkom
stig was uit de Geldermalsen. De door hem vanuit
Singapore ingevlogen bronzen scheepsbel en
kanonnen hadden hem ervan overtuigd dat het
schip in dienst van de voc had gevaren. Hij ver
klaarde tevens al een contract inzake de afdracht
van 10% van de veilingopbrengst met de Neder
landse overheid, als erfopvolger van de voc, te
hebben gesloten.
Steeds duidelijker kwam in de maanden daarna
naar voren dat Hatcher de Geldermalsen niet toe
vallig op het rif Stellingwerf in de Riouw-archipel
in de Zuid-Chinese zee gevonden had, maar hier
voor in de voorafgaande jaren in Nederland ar
chiefonderzoek had laten verrichten.2 Hieruit
was, in het kort, het volgende naar voren geko
men.
De Geldermalsenin 1747 gebouwd voor de ka
mer Zeeland van de voc, was op 16 augustus 1748
vanaf de rede van Vlissingen vertrokken voor haar
eerste reis naar Azië. Na te zijn gearriveerd in Ba
tavia op 31 maart 1749 werd het schip gedurende
een aantal jaren ingezet in de intra-Aziatische
vaart van de voc. Het maakte vanuit Batavia han
delsreizen naar Japan, Cheribon en Bantam (beide
op Java), waarna het op 12 mei 1750 vertrok naar
de Nederlandse factorij te Canton, China. Vanuit
Canton werd dat jaar via Malakka en Ceylon naar
Cochin en Suratte in India gezeild, waarvandaan
het weer via Cochin en Malakka op 16 juli 1751 de
rede van Canton bereikte. Hier vertrok de Gelder
malsen op 21 december als retourschip naar de Re
publiek. Op 3 januari 1752 liep het schip, geladen
met onder ander thee, zijde en porselein ter waar
de van ƒ714.963:2:8 en 147 staafjes goud ingekocht
voor ƒ68.000,- en bestemd voor Batavia, op een
rif tussen Singapore en het eiland Banka en zonk.
Van de 112 opvarenden wisten er 32 de ramp te
overleven en met een boot en een sloep op 11 ja
nuari Batavia te bereiken. Hun aldaar opgeteken
de relaas vermeldt dat het schip vermoedelijk op
de zogenaamde 'Geldria's Droogte' lek gestoten
was en eenmaal weer in open zee binnen een aan
tal uren ten onder was gegaan.3
Archieven van de VOC
Sinds de ontdekking in 1963 van het wrak van het
in 1629 vergane vo c-schip Batavia op de westkust
van Australië zijn de wrakken van meer dan dertig
andere voc-schepen gelocaliseerd. In sommige
gevallen werd een wrak door duikers op de zeebo
dem aangetroffen, waarna men in de archieven op
onderzoek ging naar identiteit en bijzonderheden
van het schip. Maar een soms veel doeltreffender
methode bleek het zoeken naar wrakken te zijn
gewapend met alle archivistische informatie van
een bepaald vaartuig. Vooral aan het begin van de
jaren tachtig leidden de vondst van 't Vliegend
Hart in de Zeeuwse wateren en de opgravingsex
pedities naar de Amsterdam voor de zuidkust van
Engeland tot een groeiend aantal personen en in-
[i75]