Archiefselectie en historisch onderzoek
F. C.J. Ketelaar
De tweede ontwikkeling wordt gevormd door
de omstandigheid dat de bronnen voor speciaal
moderne geschiedenis in steeds minder mate vast
liggen in archieven, maar meer in documentatie
in allerlei moderne vormen. De archiefdiensten
hebben te maken met concurrentie van andere in-
formatiebeherende instellingen.
Voegt men nu de diverse hier boven gegeven
meningen bijeen, dan ligt, althans voor degenen
die deze meningen deelt, een tweetal conclusies
voor de hand: afstand en eigen verantwoordelijk
heid ten opzichte van de administratie, en con
centratie omwille van schaalvoordelen en de sa
menhang van de verschillende species van het ge
nus informatie.
Organisatorisch leidt deze opvatting als van
zelfsprekend naar, in hoofdlijnen, een structure
ring van het archiefwezen op provinciaal niveau,
omdat daar enerzijds de gewenste concentratie
mogelijk is en anderzijds voorkomen kan worden
dat er een nationale informatiemoloch ontstaat,
met de bijbehorende gevaren. Democratische
controle door de burgers is beter mogelijk op een
lager politiek niveau.
En zo blijft er waarschijnlijk nog het meeste
over van de eretaak van de archivaris.
Hoe zeer die positie van de archivaris in gevaar
is, bleek nog onlangs tijdens het congres van de
Vereniging van Archivarissen in Nederland in
Groningen, 'too jaar kiezen voor later'. Kossmann
en Kooij discussieerden over 'de rol van de archi
varis bij de beeldvorming van het verleden'. Bij al
le waardering voor het belang van het archivariaat
was ongewild de ondertoon dat het eigenlijk niet
zoveel uitmaakt wat voor materiaal de archivaris
bij de selectie bewaart voor toekomstig historisch
onderzoek, omdat de historicus middels zijn me
thoden en technieken toch de weg wel vindt om
zijn vak uit te oefenen.
De vraag is: prijst de archivaris zich willens en
wetens uit de historische markt?
Summary
The Archivist's Honorary Task and the
Archival Organisation As information
systems are becoming more complex and more ex
tensive it is becoming increasingly difficult to
control this flow of information in a democratic
way. This development has implications for the
archivist's role and for the management and orga
nisation of the archives.
ix8
'Zeer veel historisch onderzoek heeft genoeg, ja moet genoeg hebben aan
die delen van het archief waarin de stukken zitten die het beleid, de doel
stelling en de werkwijze van een organisatie weergeven en de stukken die
inzicht geven in de uitvoering van de taken. Dat inzicht in de uitvoering
van de taken kan soms vergroot worden door ook van de zogenaamde
routinestukken een selectie te bewaren.'
Zo sprak op 24 april 1991, bij de opening van het VAN-congres '100
jaar kiezen voor later', de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cul
tuur, bij monde van de directeur-generaal voor culturele zaken. De uit
spraken vormen het uitgangspunt voor een beschouwing van algemeen
rijksarchivaris dr F.C.J. Ketelaar over archiefselectie en historisch on
derzoek.1
Selectie
Overheidsarchieven worden niet gevormd als his
torische bronnen, maar ter ondersteuning van de
primaire werkprocessen van de overheid. Dat
maakt ze nu juist voor de historicus van de toe
komst interessant. De archieven bevatten geen ge
schiedenis, ze leveren feiten, op basis waarvan his
torische uitspraken kunnen worden gedaan. Of,
zoals prof. dr E. H. Kossmann het tijdens het van-
congres uitdrukte: archieven leveren niet het his
torische beeld, maar kennis die voor de beeldvor
ming gebruikt kan worden. Maar de historicus
hoeft niet alle feiten te kennen om toch betrouw
bare uitspraken te doen. Een topografische kaart is
heel betrouwbaar, ook al staat niet ieder gras
sprietje op de kaart.2 Selectie is de essentie van on
ze waarneming: uit het enorme aanbod van zintui-
gelijke meldingen schiften we wat voor óns be
staan relevant is.' Wat is uit het enorme aanbod
van overheidsarchieven relevant voor de histori
sche waarneming?
Volgens artikel 3 van het 'Besluit algemene richt
lijnen vaststelling vernietigingslijsten archiefbe
scheiden' (kb 19 mei 1972, Stcrt. 109) wordt bij het
beoordelen van de vraag of archiefbescheiden in
een vernietigingslijst moeten worden opgenomen
'rekening gehouden met het blijvend belang van
de in de archiefbescheiden voorkomende gegevens
voor de overheidsorganen, de recht- of bewijszoe-
kenden en het historisch onderzoek'. Deze formu
lering is in 1969 bedacht door een commissie van
de Vereniging van archivarissen in Nederland; in
het ontwerp voor de algemene richtlijnen was al
leen sprake van 'het blijvend belang', gelet op de
taak van de archiefvormer alsmede zijn relatie tot
andere overheidsorganen'.4
Institutioneel-historische waarde
Onder het belang voor de overheidsorganen versta
ik in de eerste plaats het belangvoor de archiefvor
mer zelf, als ondersteuning en 'afbeelding' van de
primaire bedrijfsprocessen. Maar zijn archieven
kunnen ook secundaire waarde hebben voor ande
re overheidsorganen en voor het publiek. Het on
derscheid tussen primaire en secundaire waarde is
geïntroduceerd door de Amerikaan Theodore
Schellenberg in zijn 'The appraisal of modern re-
[n9]