[5] Geen algemeen rijksarchivaris Na de oorlog moest Van Hoboken opnieuw de militaire dienst in. In die tijd was hij onder andere werkzaam bij de Sectie Krijgsgeschiedenis. Het le ger komt overigens als enige overheidsinstelling de eer toe Van Hoboken buiten Amsterdam aan het werk gekregen te hebben. Aanvankelijk deed hij wel zelf pogingen om elders aan het werk te komen, later vroegen anderen hem. Zo heeft hij begin van de jaren vijftig gesollici teerd in Rotterdam. 'Juffrouw Kersbergen ging daar weg. Ze ging naar een klooster van de onge schoeide Carmelitessen op IJsland. Ik was nog maar een chartermeestertje en Isa van Eeghen ad- junct-archivaresse - dat heeft overigens nooit tot rivaliteit geleid. Toen heb ik in Rotterdam gesolli citeerd bij Hazewinkel, maar dat beviel me hele maal niet. Hij begon iedere morgen om negen uur met de berichten uit het Rotterdams Nieuwsblad te klapperen. Dat deed hij zelf. Bovendien zat juf frouw Kersbergen altijd op een bureau in de stu diezaal haar werk te doen. Dat vond ze zo fijn om in de studiezaal bij de bezoekers te zitten. Ik was juist in Amsterdam ontheven van studiezaaldienst en had een eigen kamertje. Daar voelde ik niet voor. Toen is Renting het geworden. Die was blij, want hij had nog niets.' Verschillende keren kon hij bij de Rijksarchief dienst komen. 'In 1953 ging Graswinkel weg en Hardenberg, die archivaris was van de Eerste Afdeling, werd algemeen rijksarchivaris. Toen heb ik naar de Eerste Afdeling gesolliciteerd. Maar Van der Poest Clement, die gemeentearchivaris van Schiedam was, had betere papieren dan ik. Daarna heeft Unger mij gevraagd om hem in Zee land op te volgen. Maar ik had geen zin om naar Middelburg te gaan. Mijn tijd in Amsterdam komt hier wel, dacht ik. In '57 of '58, toen ik ge promoveerd was (bij Jan Romein op het proef schrift Witte de With in Brazilië 1648- '49 - pb/sp), heeft Hardenberg gevraagd of ik inspecteur van Zuid-Holland wilde worden. Ik ben naar Olde- welt - de toenmalige gemeentearchivaris in Am sterdam - gegaan, maar die zei mij niet meer te willen missen. Dat wist ik voor die tijd niet, want ik had op het archief natuurlijk zware concurren tie van Isa van Eeghen. Zij was eerder adjunct-ar chivaris dan ik, omdat zij eerder gepromoveerd was. Later (in 1966), toen Hardenberg met pensioen ging, hebben Hinrichs en Duparc, de twee ar chiefmensen van het ministerie, mij gevraagd om eens te komen praten. Ik heb een uur met hen ge sproken en ik kon algemeen rijksarchivaris wor den. Ik heb erover nagedacht, maar ik heb het niet gedaan. De persoonlijke verhoudingen op het Al gemeen Rijksarchief waren ook niet zo plezierig. Van 't Hoff en Hardenberg correspondeerden met elkaar door briefjes onder de deur door te schui ven. Die keken elkaar niet aan. Bovendien waren we in Amsterdam druk bezig met het nieuwe ge bouw. Ik was in 1961 Oldewelt opgevolgd en had het vooruitzicht dat ik de nieuwbouw kon vol tooien. Het Algemeen Rijksarchief zat nog in een gebouw van 1900 met ijzeren roostervloeren en moest nodig een nieuw gebouw hebben, maar er was nog niet eens een stuk grond. Ik was toen 58 jaar en dacht: waar begin ik aan? Me tot m'n 65e in een wespennest steken? Ik heb een beleefde brief geschreven dat ik liever in Amsterdam bleef. Toen hebben ze Van der Gouw gevraagd.' Mijn vriend Panhuysen Bij de totstandkoming van de Archiefwet 1962 is Van Hoboken betrokken geweest. Hij was onder andere namens de gemeentearchieven lid van een werkgroep ter voorbereiding van het Archiefbe- sluit. De grote man achter de Archiefwet was, volgens Van Hoboken, zijn oud-collega Panhuysen, vroe ger rijksarchivaris en provinciaal archiefinspecteur in Limburg. 'In 1934 meen ik is hij als charter meester waarnemend rijksarchivaris geworden. Dat was zo het systeem in die tijd van bezuinigin gen. Hij is ook gaan inspecteren en schrok van de toestand van de negentiende-eeuwse archieven. Dat heeft hem op het idee gebracht van een verbe terde inspectie. In '38 heeft hij daarover een ver haal gehouden voor onze vereniging. Dat heeft hij in '49 nog eens gedaan. Hij is toen voorzitter ge worden van de eerste Archiefwet-commissie. Hij heeft een belangrijke hand gehad in het eerste ont werp. Toen is er een Staatscommissie gekomen, [4] Gemeente archivaris Van Hoboken in functie waarin hij ook zat. Toen het wetsontwerp in 1957 in de Tweede Kamer kwam, is er door het ministe rie een werkgroepje in elkaar gezet. Uit de ge meentelijke sector ben ik daar in gekomen. Heel interessante vergaderingen heb ik meegemaakt in die werkgroep Rohling. Die werkgroep had de be doeling het Archiefbesluit voor te bereiden. Maar zij heeft ook wijzigingen voor de Archiefwet voor bereid, onder andere over die beroemde inspectie door de gemeentearchivaris. In het ontwerp van de vereniging had dit punt gestaan, maar de Staatscommissie had het geschrapt. Ik heb in die kwestie trouwens ook een vinger gehad. Het PvdA-Kamerlid Vermooten, een oud-studiege noot van me, vroeg of ik hem wilde helpen met het ontwerp-Archiefwet. Toen heb ik hem opge stookt om bij amendement die inspectie er weer in te brengen. Dat is met veel moeite gelukt.' '61 van start ging. Daar hebben we jaren over ge daan. De mensen uit de registratuur hadden daar ook een groot woord in. Formsma zei in zijn in terview dat hij nooit met de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten over hoop heeft gelegen, maar ik wel. Ik ben meermalen met ze in aanva ring geweest. In onze vereniging werd door som mige mensen, zoals Bloemen, het idee gelanceerd dat zij zich aan onze handleiding zouden moeten houden. Dat heeft me nooit aangesproken. Onze handleiding is voor gevormde archieven, niet voor de registratuur. Dat had tot gevolg dat die club van Noordenbos (de sod-pï/sp) zei: "Laten wij ook eens die handleiding herzien". Ze hebben enige jaren zitten vergaderen en zijn paragraaf voor paragraaf de handleiding nagelopen. Toen ik in die commissie kwam, heb ik gezegd: "Ik vind dat we daarmee moeten ophouden, want jullie hebben met de handleiding niets te maken." Toen was het afgelopen.' De Handleiding niet voor de registratuur Van het Archiefbesluit naar de registratuur is een kleine stap. Maar de registratuur was een andere wereld dan het archiefwezen, aldus Van Hoboken. 'Panhuysen en ik hebben ook gezeten in de com missie voorbereiding Archiefbesluit die in 1960/ De terminologie-kwestie De Vereniging van Archivarissen kent een be scheiden aantal ereleden. Tot deze elite behoort de Amsterdamse oud-gemeentearchivaris ook, te zamen met onder anderen Formsma en Panhuy sen. Hoe zij gedrieën tot erelid benoemd werden, staat Van Hoboken nog helder voor de geest.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 3