P.J. Margry schouwd en achterin de inventaris zijn geplaatst. Het bevreemdt temeer daar de Commissie van Re dactie ook nog eens in de eigenlijke inventaris wordt opgevoerd (inv.nr. 136). Een en ander geldt in zekere zin ook voor de stuk ken van de Commissie van Financien; waarom dit 'gedeponeerd archief' niet gewoon onder Financiën geplaatst? Voor onderzoekers een stuk handiger. In een 'n.b.' had eventueel een archivistische aanteke ning gemaakt kunnen worden. Het materiaal be treffende de Commissie voor het Nazien der Reke ning en Verantwoording is bovendien wel gewoon onder Financiën geplaatst. Ten slotte zou ik een kopje 'Stukken die niet in het archief thuishoren' niet gebruiken, tenminste niet als die stukken toch in de inventaris worden opgenomen. Ondanks deze opmerkingen geldt in het algemeen dat de inventaris bestaat uit duidelijke en bondige beschrijvingen, waaraan - in series of bij anderszins relevante stukken - door middel van 'n.b.' nuttige toelichtingen zijn toegevoegd. De gebruiker wordt door een korte en heldere inleiding van de belang rijkste gegevens op de hoogte gesteld. De uitgave is verder keurig gedrukt en verzorgd, voorzien van aar dige illustraties. Ook de bijlage van de inventaris mag niet onver meld blijven, aangezien hierin meer dan 200 teke ningen uit het bezit van de Maatschappij, waaron der het legaat A.N. Godefrij, zijn beschreven. Het is het restant van wat eens een groot tekeningenar chief was, de rest is te zamen met het gehele fotoar chief in 1914 door brand verwoest. Het eigenlijke archief omvat nu nog 3,5 meter. Het is sterk gereduceerd door genoemde brand, maar vooral ook door slecht archiefbeheer, iets wat misschien niet zo hoeft te verbazen aangezien in het algemeen architecten zich weinig aan hun ar chieven gelegen laten liggen. Gelukkig behoort voor het Maatschappij-archief dit slecht beheer nu de finitief tot het verleden: het archief is keurig geïn ventariseerd en binnen enkele jaren zullen in Rot terdam optimale depotomstandigheden zijn ge creëerd. Wel zal tot die tijd het archief nog in Amsterdam moeten worden geraadpleegd. We mo gen hopen dat het Nederlands Architectuur Insti tuut binnen afzienbare termijn nog vele inventaris sen zal produceren en verspreiden (bijvoorbeeld het bnA-archief tot i960!). Maar nu de archiefzorg ex pliciet in het beleid ('het bijeenbrengen, behouden en toegankelijk maken van archieven') van het Insti tuut is opgenomen, er zelfs een gemeentearchivaris in het stichtingsbestuur zitting neemt en bovendien verschillende archivarissen zijn aangetrokken voor een aparte afdeling archieven, hoeven we daar ei genlijk niet aan te twijfelen. Tydeman T.A. Heslinga en RU. van der Laaken, Inventaris van de archieven van de familie Tydeman (1529) 1646-1916 (1989), het Tydemans Fonds 1864-1890 en de Woningbouwvereeniging 'Limburg' (1914) 1914- 1924. Leidse Inventarissen deel 6. Uitgave Ge- meentarchief Leiden. Leiden 1990. xxn 104 blz. 111. Prijs: 17,50. Bij het verschijnen van een nieuwe inventaris in druk kan men zich soms afvragen of de intrinsieke waarde van het archief een handelsuitgave recht vaardigt. Dat gevoel bekruipt je wanneer je fraai gedrukte en geïllustreerde inventarissen krijgt toege zonden van gemeentelijke energiebedrijven, zwem baden, openbare scholen of van plaatselijke kerkge nootschappen. Ook dergelijke uitgaven van inven tarissen van sommige familiearchieven zijn vaak dubieus, omdat het belang vaak niet boven het plaatselijke of regionale uitstijgt. Die twijfel over viel mij niet, toen ik kennis nam van de inhoud van de inventaris van het archief van de familie Tyde man, omdat niet alleen de maatschappelijke impor tantie van de archiefvormers, maar ook de inhoud van de stukken brede verspreiding van de inventaris rechtvaardigt. Met de beslissing om deze inventaris in druk uit te brengen heeft de gemeentarchivaris van Leiden dan ook de gebruikers, en zeker de rechtshistorici onder hen, een genoegen gedaan. Het familiearchief Tydeman bevat voornamelijk de papieren nalatenschap van Meinard 1 (1741-1825), Hendrik Willem (1778-1863) en Meinard 11 (1854- 1916), alle drie personen die zowel politiek-bestuur- lijk als op het gebied van de rechtswetenschap op het eerste plan hebben gestaan. Meinard I, die door [50] de familie als stamvader wordt beschouwd (waar schijnlijk omdat hij de eerste Tydeman was die na tionale bekendheid verwierf), maakte vanwege zijn Oranjegezindheid in de Bataafs-Franse tijd een gril lige carrière, maar zou deze succesvol afsluiten als hoogleraar in de rechten te Leiden. De kleinzoon en naamgenoot Meinard 11 was meer bekend als liberaal politicus. Hij is lid van vele staatscommissies geweest en was nauw betrokken bij enkele kabinetsformaties, van welke aktiviteiten de sporen in het archief zijn terug te vinden. De belangrijkste en meest bekende Tydeman, meer in het bijzonder voor de rechtshistorie, is Hendrik Willem. Samen met jonas Daniël Meyer gaf hij na het herstel van de onafhankelijkheid de befaamde Briefwisseling van eenige regtsgeleerden over de aanstaande Nederlandsche wetgeving uit.1 Daarin bleken zij voorstanders van de handhaving van enkele Franse rechtsinstellingen (onder andere de juryrechtspraak en de motiveringsplicht) waar mee zij in die dagen wat uit de toon vielen bij het gros van de Noordnederlandse rechtsgeleerden. De ze Briefwisseling is buiten twijfel van invloed ge weest op de codificatie van onze wetboeken. Hendrik Willem Tydeman onderhield evenals zijn vader Meinard Tydeman een goede relatie met de advocaat-dichter-historicus Willem Bilderdijk. Hendrik Willem heeft posthuum Bilderdijks Ge schiedenis des vaderlands (13 delen; Amsterdam 1832- 1853) uitgegeven. Uit de contacten met Bilderdijk ontstond een levendige correspondentie, die voor een groot deel in druk is verschenen.2 Tot zijn vrienden- en kennissenkring behoorden ook Jeronimo de Bosch Kemper, Isaac da Costa, Dirk Donker Curtius, Hendrik O. Feith, Dirk van Hogendorp, De Kempenaer, Luzac, Jan J. Rochus- sen, Gerrit graaf Schimmelpenninck, Johan R. Thorbecke, Jan Wap, Jonas Daniël Meyer en vele andere belangrijke tijdgenoten, waarvan ingeko men en minuten van uitgaande brieven zich in het archiefbevinden. Opvallend in het persoonlijk archief van Hend rik Willem Tydeman is de uitgebreide correspon dentie (35 brieven) met zijn oud-student de Amster damse advocaat S.R Lipman in de jaren 1830-1835. Lipman had zich in die dagen als tolk opgewor pen van vele Amsterdamse kooplieden door in pamfletten te pleiten voor een afscheiding van Bel gië, in de verwachting dat daardoor de Amsterdam se handel weer tot bloei zou komen ten koste van Antwerpen. Over de manier waarop Lipman zijn opponenten in geschriften aanpakte, waren vele vooraanstaande politici en geleerden niet enthou siast. Ook zijn leermeester Tydeman niet, met wie Lipman in de jaren 1830-1835 de commentaren ver zorgde op de nieuwe wetboeken. Aan deze Amster damse aktie voor de afscheiding heeft Veenendaal uitgebreid aandacht besteedt Veenendaal, die voor zijn artikel op zoek gegaan is naar de briefwisseling van Lipman,'' heeft van de brieven in het archief Tydeman, die ongetwijfeld zeer de moeite waard waren geweest, geen gebruik gemaakt, doodeenvou dig omdat hij van het bestaan niet wist. Het is een argument te meer om als archiefbeheerder ernaar te streven particuliere archieven die van historisch be lang zijn, in een openbare archiefbewaarplaats te la ten opnemen. De inventaris bevat behalve de beschrijving van het eigenlijke familiearchief, ook het archief van het Tydemans Fonds en - wat merkwaardig - het ar chiefvan de Woningbouwvereniging 'Limburg', dat door de inventarisatoren als gedeponeerd wordt aangemerkt. Dat waag ik te betwij felenStrikt geno men houdt 'gedeponeerd' immers in dat dit archief door de archiefvormer zou zijn overgenomen van rechtsvoorgangers of van door haar ingestelde com missies en aan haar verbonden functionarissen, die een opgedragen taak hebben beëindigd. Daarvan is bij persoonlijke en familiearchieven vrijwel nooit sprake, ook hier niet. Het is, voor zover uit de inlei ding is op te maken, bij de liquidatie van de Wo ningbouwvereniging bij toeval in het bezit geraakt van een der bestuursleden, Meinard (11) Tydeman. Voor de onderzoeker ware het beter geweest dat dit archief, hetzij afzonderlijk was beschreven, hetzij was overgedragen aan de daarvoor in aanmerking komende Limburgse archiefdienst. De familie Ty deman zou daartegen met krachtige argumenten van de Leidse archivaris, dunkt me, geen bezwaar hebben gemaakt. Wie nu meent dat ik het merendeel van deze bo vengenoemde wijsheden uit de inventaris heb ge haald, vergist zich. In het verschaffen van informatie over de faits et gestes van de Tydemannnen is de in leiding uiterst summier. De lengte en opzet van een [5i]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 26