1
Een korte geschiedenis
Het verhaal gaat dat Ioannis Vlachoyannis, een
Grieks historicus, lid van de Akademie van Weten
schappen, aan het begin van deze eeuw over de
markt in Athene flaneerde en daar ontdekte dat de
vis verpakt werd in brieven van de helden van de
Griekse opstand van 1821. Hij mobiliseerde de Aka
demie van Wetenschappen, want hij vond dat die
papieren bewaard moesten blijven. De Akademie
stemde in en er kwam politieke steun. In 1912 kwam
er een archiefwet en in het Akademiegebouw werd
ruimte gemaakt voor de archieven. Uiteraard was
dat niet in de fraaie zalen boven de grond, maar in
het vochtige, bij heftige regen onderlopende souter
rain. In 1914 werd het Algemeen Staatsarchief (Ge-
nika Archeia tou Kratous) geopend en Vlachoyan
nis werd de eerste directeur. De archiefwet van 1912
lijkt op het eerste gezicht een vooruitstrevend docu
ment. Naar de letter is het een duidelijke en radicale
wet, hetgeen wel tot uiting komt in het recht van het
Staatsarchief om documenten van particulieren op
te eisen. Er kwam in 1918 ook een archiefbesluit dat
een voor ons gevoel overdreven aandacht voor de
kleinste bijzonderheden manifesteert. In 1939 werd
de archiefwet door een nieuwe vervangen. Deze wet
ging nog wat verder: alle particuliere eigenaars van
historische documenten werden verplicht dit aan
het Staatsarchief te melden. Op illegale verkoop
staat vijfjaar gevangenis en een hoge boete.
Het gezichtspunt van de Griekse archiefwetgeving
was puur de geschiedschrijving, het ging niet zozeer
om het waarborgen van de integriteit van de docu
mentatie van het overheidshandelen als wel om het
veilig stellen van historisch bronnenmateriaal, van
welke herkomst dan ook. Dat blijkt ook duidelijk
uit een concept-voorschrift voor vernietiging uit
1968. Het inventariseren gebeurt meestal volgens re
gels en voorschriften die sterke Franse invloed to
nen. Op zich is dat niet verwonderlijk, er heerst al
ruim een eeuw een sterke Franse invloed op de bu
reaucratische cultuur in Griekenland. De voor
schriften hebben niet altijd goed gewerkt bij het in
ventariseren van archieven uit de eerste helft van de
negentiende eeuw, toen Griekenland door Duitse
hoge ambtenaren bestuurd werd.1
Er zijn twee essentiële problemen die de ontwik
keling van het Griekse archiefwezen in de weg staan.
Het eerste is een algemeen maatschappelijk pro
bleem: er is in Griekenland een traditie van de wet
gever om overmatig gedetailleerd en bureaucratisch
alles vast te leggen, liefst ook nog met draconische
straffen. Dat wordt gecompenseerd door een alge
meen heersende neiging om op min of meer gesle
pen wijze de regels te ontlopen. Het tweede pro
bleem is meer inhoudelijk: de Griekse archieven
staan wat minder in de aandacht van historici, want
er zijn maar weinig heel oude archieven. In landen
die onder Turks bestuur gestaan hebben, zijn er in
het algemeen geen archieven bewaard uit de periode
die aan de Turkse verovering voorafging, en op de
onleesbare documenten van de Turkse onderdruk
ker is men niet erg zuinig geweest. Het publiek dat
belangstelling voor archieven heeft is ook relatief
klein, want er wordt in Griekenland, ook al bij ge
brek aan bronnenmateriaal, weinig aan genealogie
gedaan.
Toen ik in 1968 voor een langere periode in Athene
onderzoek kwam verrichten, bevond het archief
zich nog steeds in het souterrain van het Akademie
gebouw in het hart van Athene, naast de Universi
teit en de Nationale Bibliotheek. Een Griekse
vriend bracht mij via een zijingang in donkere ar
chiefruimten. Op een donkere gang kwamen deu
ren uit waarop apotheke (pakhuis of depót)
stond. Aan het einde van de gang zetelde de direc
teur, met achter zich een grote brandkast, waarin de
inventarissen bleken te huizen. Nadat ik het doel
van mijn onderzoek had uiteengezet, werd met een
ouderwetse schel een bediende ontboden. Binnen
enkele minuten had ik ook mijn stukken, al waren
die in deplorabele staat en bedekt met een dikke
laag ddt. De kleine leeszaal, alleen bevolkt met twee
vriendelijke oudere geleerden die meer bezig waren
met akademische roddels dan met serieus onder
zoek, was een oase van rust in het toen al erg onrus
tige Athene. Ik vond het er erg prettig, ik had net
een lange periode in Rome in de archieven van het
Vaticaan en de Propaganda Fide gewerkt en daar
was de service zeker minder vlot en vriendelijk. Ik
zag wel dat meubilair en behuizing armzalig waren
en dat de materiële staat van de stukken slecht was,
maar ik had nog weinig oog voor de toen al zeer ern-
[40]
stige problemen waarvoor het archiefwezen in Grie
kenland stond. Die problemen bleven in die tijd
enigszins verborgen omdat het Staatsarchief met
korte tussenpozen vanaf i960 lijvige publicaties
produceerde met bronnenuitgaven, inventarissen,
teksten van wetten en regels die verband hielden
met archiefbeheer en zelfs samenvattingen van aller
lei internationale publicaties. De vijftien delen van
de Bibliothêkê ton Genikön Archeion tou Kratous zijn
echter slechts een fa$ade. Het bleef verborgen dat er
weinig contact was tussen archiefwezen en registra
tuur, dat de acquisitie al jaren vrijwel stil lag op wat
particuliere collecties na, en dat de personele en ma
teriële middelen ontoereikend waren, zelfs voor het
kleine bestand dat bij het Algemeen Staatsarchief
berustte. Overheidsarchieven jonger dan een eeuw
konden niet naar een centrale archiefbewaarplaats.
Enkele ministeries hadden eigen archiefdiensten,
maar daar kwam ik in die tijd als buitenlander niet
in. Veel overheidsarchieven verdwenen na verloop
van tijd.
Tien jaar later was ik weer voor onderzoek in
Griekenland. Een oude kennis was inmiddels tot
waarnemend directeur van het Algemeen Staatsar
chief benoemd. Ik ontmoette haar op een congres en
daarna ging ik nog een week wat onderzoek op het
archief verrichten. Er was sprake van nieuwbouw-
plannen, en dat was dringend nodig want de studie
zaal telde nauwelijks tien plaatsen, en als er eindelijk
depótruimte zou komen zou er iets aan de bij de ad
ministratie vaak zwaar verwaarloosde recentere ar
chieven gedaan kunnen worden. Het Griekse ar
chiefwezen had echter geen geluk. Een regeringswis
seling bracht een minister van Cultuur die temidden
van het woud van prioriteiten het archiefwezen
minder belangrijk vond dan haar voorganger.
De slechte toestand van de archiefzorg bij de cen
trale overheid stimuleerde de lagere overheden in
het in Franse stijl gecentraliseerde land niet om veel
aan hun archieven te doen. Toch zijn er locale en re
gionale archieven die al lang meer greep hebben op
de archiefzorg in hun regio dan het Staatsarchief dat
bij de centrale overheid heeft, en sommige zijn ou
der dan het Staatsarchief. Overigens zijn alle locale
en regionale archieven nu ondergeschikt aan het
Staatsarchief.
Vorig jaar hoorde ik dat er nu echt vernieuwing
in de lucht zat. Er was een energieke nieuwe direk-
teur benoemd, ditmaal niet een verdienstelijk histo
ricus met beperkte belangstelling voor archiefbe
heer, maar iemand die echt uit de archiefpraktijk
kwam en het vak in het buitenland geleerd had. Er
werden weer aktiviteiten ontplooid. Daarom is het
nu eigenlijk geen goed moment om iets over het ar
chiefwezen in Griekenland te schrijven. Pas over een
paar jaar zal blijken of inderdaad ontwikkelingen
naar een archiefwezen in Europese stijl aan de gang
zijn. Voorlopig zit men echter vooral nog met de er
fenis van een moeilijk verleden, en nog steeds in de
donkere ruimten onder het Akademiegebouw die
bij flinke regen soms onder water komen te staan.
2
De inhoud van de archief
bewaarplaatsen
De kern van het bezit van het Algemeen Staatsar
chief wordt gevormd door de regeringsarchieven
van de eerste koning, Otto van Beieren, een grote
handschriftenverzameling bestaande uit afgedwaal
de archiefbescheiden van zeer verscheiden her
komst, enkele belangrijke verzamelingen van histo
rische bescheiden die door particulieren waren aan
gelegd, brokstukken van meestal niet erg oude
archieven van Griekse kerken en gemeentebesturen
uit gebieden die nu tot Turkije behoren, en een aan
tal locale archieven uit de Turkse periode. Latere re
geringsarchieven zijn maar mondjesmaat binnenge
komen. Deels had dat te maken met een nijpend
ruimtegebrek, deels ook met de neiging van een aan
tal departementen om zelf een archiefdienst op te
richten. Zoals ook in andere Europese landen niet
ongebruikelijk gaat het hier om de ministeries van
Buitenlandse Zaken en Defensie, maar het ver
schijnsel heeft de neiging zich uit te breiden.
Regionale en locale archieven bestaan vooral in
plaatsen waar door allerlei oorzaken in het verleden
oude archiefbestanden bewaard zijn. Dergelijke be
standen bestaan daar, waar de bestuursovergang van
het voor-Osmaanse tijdperk naar de Osmaanse tijd
(meestal ergens tussen 1428 en 1718) en vervolgens
vanaf 1821 naar het moderne Griekenland betrekke
lijk geleidelijk ging, of waar in de Osmaanse tijd een
graad van locale autonomie bestond. De meest om
vangrijke archieven bestaan daar waar nooit Os-
[41]