[36] Stato en het Archivio di Stato di Roma. Het eerste zou men kunnen typeren als het Algemeen Rijksarchief van Italië, maar dan alleen voor archieven van de Ita liaanse eenheidsstaat na 1861. Het Romeinse staatsarchief dankt haar ontstaan in 1871 min of meer aan de inbeslagname van de ar chieven van de paus.2 Dat wil zeggen, alle archieven van de centrale wereldlijke organen van de pauselij ke staat tot 1870. De archieven van de centrale orga nen met een meer spirituele betekenis bleven in het Vaticaans archief berusten. De belangrijkste pause lijke instelling waarvan men de archieven overnam, was zonder meer die van de Camera Apostolica. Deze archieven bevatten de gehele financiële administra tie van de pauselijke staat van de zestiende tot en met de negentiende eeuw. Enige jaren na de acquisitie van de papieren van de paus werden ook de archieven van een honderd tal opgeheven kloosters, religieuze broederschap pen, hospitia en hospitalen naar het staatsarchief overgebracht. In 1873 werd hiertoe een speciale wet uitgevaardigd. Voor een stad als Rome, met haar overvloed aan religieuze gemeenschappen, hadden dit er eigenlijk veel meer moeten zijn. Echter lang niet alle gemeen schappen droegen hun archieven over. Ook kwam het voor dat men slechts een deel van het archief - meestal het oninteressantste - aan het staatsarchief afstond. Voor deze nalatigheid kan men drie rede nen aanwijzen. Allereerst de laksheid en de onkunde van de ambtenaren die belast waren met de uitvoe ring van deze taak. Daarnaast probeerden de religi euze gemeenschappen zich op alle mogelijke manie ren aan deze verplichting te onttrekken. Zo beriepen de hierboven genoemde Benedictijnse oblaten van Tor de' Specchi zich er op dat zij geen ware religieu zen waren, in die zin dat zij de clausuur en de drie plechtige geloften van kuisheid, gehoorzaamheid en armoede onderhielden. In hun ogen betekende dit dat de genoemde maatregel niet op hun gemeen schap van toepassing was. Hun pleidooi had succes. In het staatsarchief kwamen slechts een paar pakken met relatief onbelangrijke documenten uit hun ar chief terecht. De derde reden waarom de uitvoering van deze wet te wensen overliet was het feit dat ar chivarissen en bibliothecarissen het vaak niet eens konden worden over de verdeling van het materiaal. In Rome belandden de boekenrijen van de religieuze gemeenschappen in de speciaal hiertoe opgerichte Biblioteca Nazionale Centrale Vittorio Emanule 11. Deze bibliotheek zou men kunnen beschouwen als de Koninklijke Bibliotheek van Italië. Naast de reeds genoemde papieren bevat het staatsarchief ook de archieven van Romeinse orga nen van de pauselijke staat en van zowel provinciale als regionale instellingen van de Italiaanse staat met een zetel in Rome. Tenslotte dienen hier de familie archieven en de verzameling notariële aktes ge noemd te worden. In mijn speurtocht naar semi-religieuze vrouwen ging mijn belangstelling in het staatsarchief vooral uit naar notariële aktes. Het staatsarchief beschikt over een immense verzameling: meer dan 42.000 protocollen van notarissen die in dienst van ofwel de stad Rome ofwel de paus waren. De vroegste serie van notariële aktes begint pas in de tweede helft van de veertiende eeuw, wat rijkelijk laat is in een land waar het notariaat werd uitgevonden. Het bestude ren van deze notariële aktes is een tijdrovend werk, aangezien de enige toegang op de verschillende se ries meestal bestaat uit een lijst van notarissen. Wanneer al dit werk helemaal niets oplevert, zoals in mijn geval, is dat des te vervelender. In het algemeen zijn de toegangen in het staatsar chief van mindere kwaliteit dan wat wij in Neder land gewend zijn. Bijna alle archieven zijn op de een of andere manier toegankelijk gemaakt, echter vaak met behulp van een simpele plaatsingslijst. Archiva rissen zijn doorgaans zeer hulpvaardig wanneer men er niet alleen uit komt. Men moet hierbij wel in ogenschouw nemen dat archivarissen zich het liefst zelf ook met historisch onderzoek bezig houden, zo dat ze je meer historische dan archivistische infor matie zullen verschaffen. Een belangrijk hulpmid del voor de onderzoeker is het in 1986 gepubliceerde archievenoverzicht. Het aardige van dit overzicht is dat het veel aandacht besteedt aan de institutionele geschiedenis van de instellingen en personen waar van de archieven in het staatsarchief worden be waard. In 1914 schreef de toenmalige directeur van het Nederlands Historisch Instituut te Rome, Gis- bert Brom, over het staatsarchief dat 'de rangschik king van het staatsarchief veel te wenschen overlaat en dat de inventarisatie nog wel jarenlang in staat van voorbereiding zal blijven' J Sinds die tijd is er wel het een en ander ten goede veranderd. Het Nederlands Instituut. Foto: J. Pennings Buitenlandse instituten Een van de plezierige kanten van een studieverblijf te Rome is dat men met vele buitenlandse collega's kan kennis maken. Deze niet aflatende stroom van wetenschappers, afkomstig uit alle delen van de we reld, kwam met name op gang na de openstelling van het Vaticaans archief in 1883. In deze periode werd een aantal buitenlandse instituten opgericht die primair als doel hadden het Vaticaans archief na der te onsluiten. Tegelijkertijd bouwden deze insti tuten vaak aanzienlijke bibliotheken op. Het Neder lands Historisch Instituut werd in 1904 opgericht. Instituten zoals de Ecole Fran$aise en het Deutsches Historisches Institut - om de twee belangrijkste te noemen - funktioneerden toen al enige jaren. In eer ste instantie hield men zich vooral bezig met het ver zorgen van bronnenuitgaven. De Fransen reserveer den met hun Registres et Lettres despapes du xi 11 e et du xive siècles de periode vóór 1378 (het begin van het Westers schisma) voor zich zelf. De Duitsers concentreerden zich op de tijd daarna tot de Hervor ming. Zij brachten regesten uit van alle documenten in het Vaticaans archief met betrekking tot het Duit se Rijk, het zogenaamde Repertorium Germanicum, waaraan tegenwoordig nog steeds gewerkt wordt. De eerste medewerkers van het Nederlands Histo risch Instituut pakten het wat breder aan en betrok ken niet alleen het Vaticaans archief bij hun onder zoek. Zo verscheen tussen 1908 en 1915 van de hand van Gisbert Brom de serie Archivalia in Italië be langrijk voor de geschiedenis van Nederlandwaarin respektievelijk de archieven in het Vaticaans archief, de Vaticaanse bibliotheek en de overige Romeinse bibliotheken en archieven worden behandeld. Ove rigens zou de Guide aux Archives du Vatican van Brom uit 1910 decennia lang voor talloze historici dé wegwijzer voor het Vaticaans archiefvormen. Was het onderzoek gedurende de beginperiode vooral historisch gericht, in de loop der jaren ging men zich op deze instituten ook met archeologisch en kunsthistorisch onderzoek bezig houden. Verder nam het aantal gasten gaandeweg toe. Sommige in stituten, waaronder het Nederlandse, boden hen lo- giesmogelijkheden en gingen stipendia vergeven om een langer verblijf in Rome mogelijk te maken. De ze grote concentratie van wetenschappers in één stad leidt tot een levendige uitwisseling van ideeën en opinies. De door de verschillende instituten ge organiseerde lezingen geven aan een verblijf te Ro me het karakter van een voortdurend internationaal wetenschappelijk congres. Met name de lezingen van de Ecole Frangaise, waarvoor regelmatig historici van de school der Annales worden uitgenodigd, zijn vermaard. Onderlinge verschillen in wetenschappe-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1991 | | pagina 19