Op weg naar een nationaal conserveringsbeleid7
Onderzoek en beleidsformulering
De uitkomsten van het iVA-rapport, in het bijzonder de kwantificering van
de conserverings- en restauratieachterstand (70 000 manjaren) en het gegeven
dat er op dat moment geen echte alternatieven waren om de gesignaleerde ach
terstand machinaal te verwerken, leidde tot een zekere vertraging in de beleids
vorming. De massaconserveringsmethode was er niet (en zal er ook niet ko
men), dus waar het generale conserveringsbeleid op te richten? Zoals eerder
gezegd, in de eerste helft van de jaren tachtig ging het milieu-aspect een steeds
zwaardere rol spelen bij vragen rond het behoud van cultuurgoederen in het
algemeen. De TV-beelden van een door de zure regen verdwijnend zandstenen
beeld met bijbehorend somber kommentaar spreken (eveneens verzuurde) boek
delen.
De eerste konkrete aktie op dit gebied kwam van de zijde van het ministerie
van Onderwijs en Wetenschappen (o&w). In 1984 gaf dit ministerie het Insti
tuut voor Milieuvraagstukken van de Vrije Universiteit te Amsterdam de op
dracht een onderzoeksprogramma 'Luchtverontreiniging en cultuurgoederen'
op te stellen. Het onderzoek werd begeleid door de Raad voor het Milieu- en
Natuuronderzoek. In de begeleidingscommissie hadden ook vertegenwoordi
gers van de ministeries van wvc en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer (vrom) en de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Na
tuurwetenschappelijk Onderzoek (tno) zitting. In zijn eindrapport deed het
Instituut voor de cellulosehoudende materialen de volgende aanbevelingen: on
derzoek naar de aantastingsmechanismen en blootstelling-effectrelaties als ge
volg van vervuilende stoffen in de lucht, onderzoek naar de effecten van lucht
behandelingssystemen (met en zonder filters) op die binnendringende stoffen
en onderzoek naar de methodes om papier en textilia en masse te conserveren.
Reeds voor de officiële aanbieding van het rapport had het ministerie van wvc
al opdracht gegeven voor een grootschalig onderzoek: acbam was geboren.8
Het onderzoek naar de Aantasting van Cellulosehoudende materialen in Ar
chieven, Bibliotheken en Musea (acbam) wordt sinds 1985 uitgevoerd door
tno. Het meerjarenprojekt richt zich primair op de vraag hoeveel sneller pa
pier als gevolg van de luchtverontreinigende stoffen (zwaveldioxide, stiksto
foxide, ozon) vervalt in vergelijking met de snelheid van het verval in niet-
verontreinigde lucht.9
De Hoofddirecteur Cultuurbeheer van het ministerie van wvc stelde eind
1985 de Stuurgroep Onderzoek Luchtverontreiniging Cultuurgoederen in.10
solc kreeg onder meer als opdracht een inventarisatie van de conserverings
behoeften en -knelpunten binnen de sector van de Hoofddirectie Cultuurbe
heer (monumenten, musea, archieven, archeologie) voor te bereiden. Daar
naast hield solc zich bezig met het door het ministerie van vrom opgezette
onderzoek naar de invloed van luchtverontreiniging op allerlei aspecten van
ons leefmilieu, het zogenaamde iWACO-onderzoek. Dit onderzoek werd op ver
zoek van de Tweede kamer ingesteld om na te gaan hoe de gevolgen van de
uitstoot van vervuilende stoffen voor ons leefmilieu geminimaliseerd zouden
kunnen worden tot het moment waarop die uitstoot als zodanig tot (bijna) nul
244
Nog te redden? Brand- en waterschade.
Voor en na behandeling ontzuurd en aangevezeld.
Foto's: Algemeen Rijksarchief.
gereduceerd zou zijn. Deze effect-gerichte maatregelen tegen de verzuring maak
ten naderhand deel uit van het Nationaal Milieubeleidsplan (Plus).
De ontwikkelingen op conserveringsgebied in de cultuursector hebben de
oorspronkelijke doelstelling van solc echter ingehaald. Vanuit solc, maar
dan als Stuurgroep Overleg Landelijk Conserveringsbeleid, werd in 1987 kon-
245