ontvangst werden genomen. Naast archivistische werkzaamheden hield één van
de archiefmedewerkers zich in het bijzonder met het beheer van deze 'oudhe
den' bezig. In 1873 mocht Scheffer zich archivaris én bibliothecaris noemen,
na inspanningen zijnerzijds niet alleen op het terrein van het bibliotheekwezen
maar al evenzeer op dat van de politieke lobby. Zijn verdiensten voor de stads
bibliotheek waren overigens niet gering. Dankzij zijn onvermoeid streven kon
den de boekerijen van het stadhuis, de Laurenskerk en het stadstimmerhuis
(gemeentewerken) met elkaar verenigd worden. Evenals dat het geval was bij
de historische voorwerpen was er een archiefmedewerker, in dit geval G. van
Rijn, die zich vanaf 1890 naast zijn andere activiteiten meer speciaal met de
bibliotheek bezig hield. Van Rijn zou uiteindelijk zijn carrière als gemeentebi
bliothecaris van Rotterdam afsluiten. De wisselvallige periode in zijn beroepsle
ven, waarin hij onder andere als zelfstandig ondernemer een mosterdfabriek
je had geleid, behoorde toen al lang tot het verleden.
Vanuit de 'benedenlokalen' in het Schielandshuis, waar de archieven te vin
den waren, leidde een 'achtertrap' naar de 'rariteitenkamer'. Daar had de ar
chivaris een prachtige verzameling boeken en handschriften geplaatst die recht
streeks met de geschiedenis van Rotterdam en het archief in verband stonden.
Een fraaie kast uit de zeventiende eeuw hield alle oude kronieken van Rotter
dam omsloten. Daar berustte ook de collectie Erasmiana, werken van en over
Erasmus. De Erasmiana zijn later naar de gemeentebibliotheek overgegaan,
maar de overige handschriften en boeken hebben de grondslag gevormd voor
zowel de handschriftenverzameling als de op Rotterdam betrekking hebbende
afdeling van de archiefbibliotheek. In dezelfde rariteitenkamer was een bedstede
die ooit zijn eigenlijke functie in een zeventiende-eeuws jachthuis in Rhoon
had vervuld, maar nu in het Schielandshuis plaats bood aan veertig grote por
tefeuilles met platen, plattegronden, stadsgezichten en portretten, allemaal be
treffende Rotterdam en Schieland. Deze bedstede, alias 'platenkast', vormde
het begin van de tegenwoordige topografisch-historische atlas.
In die platenkast waren onder andere de Rotterdamse tekeningen en pren
ten uit de beroemde Atlas van Stolk, zo genoemd naar de Rotterdamse hout
handelaar Abraham van Stolk, die in 1834 de grondslag voor de verzameling
had gelegd. In 1865 kon de gemeente dat gedeelte van de verzameling kopen
dat op Rotterdam betrekking had. Een dertig jaren later waren de erfgenamen
bereid geheel de verzameling van de hand te doen, maar toen kon men het niet
eens worden over de prijs. Zover kwam het pas een kleine eeuw later. Uitein
delijk bleef de algemene verzameling dus voor Rotterdam behouden, zij het
niet in het Gemeentearchief, waar zij rond 1900 ongetwijfeld met de Rotter
damse afdeling verenigd zou zijn, maar bij het Historisch Museum.
Handleiding
De collecties hebben van meet af aan in de belangstelling gestaan van zowel
archivarissen als stadsbestuur, zoveel moet de lezer nu wel duidelijk zijn. Maar
de hoofdtaak was toch ondubbelzinnig het ordenen en beschrijven van archie
ven, en in de eerste plaats het stadsarchief. Scheffer pakte ook dit karwei zó
voortvarend aan, dat hij zijn inventarisatiearbeid wist af te ronden lang voor-
116
dat de roemruchte Handleiding het métier op honderd regels vastnagelde. Een
groot aantal delen in handschrift ontvouwt de historische documenten van de
stad volgens een systematiek waaraan rijksarchivaris R. C. Bakhuizen van den
Brink, nadat de archiefcommissie hem in 1859 om advies had gevraagd, zijn
goedkeuring niet kon onthouden. Hier en daar had Scheffer documenten uit
verschillende archieven bijeengebracht, omdat ze nu eenmaal hetzelfde onder
werp betroffen. Met de Handleiding voor ogen kon Unger, de opvolger van
Scheffer, niet anders dan plechtig verzekeren dat het archief opnieuw, nu vol
gens de meest recente wetenschappelijke inzichten, moest worden beschreven.
Maar aangezien er in de toenmalige omstandigheden met weinig bezoekers eigen
lijk toch heel goed met Scheffers inventaris te werken viel, kreeg de herinven
tarisatie bepaald geen hoge prioriteit. Er waren belangrijker dingen te doen.
De inventaris-Scheffer werd echter niet in druk uitgegeven, wat zonder Hand
leiding ongetwijfeld wél gebeurd zou zijn.
Pas een eeuw later verscheen van de hand van H. ten Boom en B. Woelde-
rink een gedrukte inventaris, samengesteld volgens een inmiddels tachtig jaar
oude regelgeving. Tot verbijstering overigens van die enkele trouwe studiezaal
bezoeker die met de oude inventaris als gids zo goed de weg in de doolhof van
het stadsarchief had weten te vinden... De inventarisatie van het oud-archief
van de stad Rotterdam levert overigens een prachtig bewijs voor Romeins wet
van de remmende voorsprong, die zegt dat in bepaalde gevallen een voorsprong
noodzakelijkerwijs in zijn tegendeel verkeert. Om recht te doen wedervaren
aan het Rotterdamse chauvinisme haast ik mij er aan toe te voegen, dat die
achterstand met de verschijning van de gedrukte inventaris natuurlijk onmid
dellijk weggewerkt was.
J. H. W. Unger, archivaris 1886-1904.
Energiek.