duizenden opname's geen goede oplossing. Albums met oude foto s bijvoor beeld kunnen het best bewaard worden bij een lage temperatuur (circa 5 °C). Om te voorkomen dat de afbeeldingen elkaar raken, moet men er een blad zuurvrij filtreerpapier tussen leggen. Losse foto's kunnen beter op een blad zuur- en zwavelvrij karton worden opgezet dan worden bewaard in zuurvrije enveloppen, want dan immers loopt men de kans dat de foto's met de vingers worden aangeraakt, wat een aantasting van de emulsielaag kan veroorzaken.1 Het boekje is een welkome aanvulling op de weinige publicaties over de (por tret) fotografie en geeft de verzamelaar van portretfoto's een goede handlei ding om deze te dateren. Helen van Schijndel-Kattestaart Noot 1 p. vlasveld en c.c.s.wilmer, 'Materiële ver zorging' in: Handleiding voor het beheer van een topografisch-historische atlas (onder redac tie van p.ratsma, c.c.s.wilmer); Hilversum, 1988. Uitgeverij Verloren; Stichting Archiefpu blicaties, Vereniging 'De Topografisch- historische atlas'), 74-76, 91-93. Het NEHA E. J. FISCHER, j. l. J. M. van gerwen en j. j. seegers (red.), De Vereeniging Het Nederlandsch Economisch Historisch Archief 1914-1989. neha Amsterdam 1989. Er zijn in ons land naast de overheidsarchiefdiensten verschillende instellin gen actief op het terrein van het verwerven van archieven. Het gaat hierbij vooral om het acquireren van materiaal, waarvoor de archivaris in het verleden geen of weinig belangstelling had. Dit kon zowel zijn omdat hij in het verleden de waarde van particuliere archieven niet onderkende, ofwel omdat de archivaris van mening was dat het niet de taak van de archiefdiensten was om dergelijke archieven te verwerven en te beheren. De discussie daarover binnen de van (in de periode 1914-1917) en met de Vereeniging Het Nederlandsch Economisch Historisch Archief (neha) wordt in deze bundel helder besproken. Inmiddels zal waarschijnlijk geen enkele archivaris het belang van de hiervoor genoemde activiteit meer ontkennen. Dat het zover is gekomen, is zeker niet in het minst te danken aan instellingen als het neha en het iisg (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis). Het neha ontstond in een periode waarin de economische wetenschappen nog volop in ontwikkeling waren. In tegenstelling tot het buitenland, met na me Duitsland, is deze belangstelling vrij laat op gang gekomen (namelijk in de decennia rond de eeuwwisseling). Naar het voorbeeld van Duitse Wirtschafts- archive werkte de Amsterdamse accountant H. G. A. Elink aan plannen om tot de oprichting van een dergelijke instelling in Nederland te komen. Uitein delijk zouden zijn contacten met de hoogleraar in de economische geschiede nis N. W. Posthumus leiden tot de oprichting van de Vereeniging (1914). De leden waren afkomstig uit wetenschap, bedrijfsleven en het archiefwezen. Voor 190 het neha zijn deze leden, meer dan bij andere verenigingen, altijd van groot belang geweest: via hen konden middelen verkregen worden voor bijzondere aankopen (boeken en manuscripten) en konden vele archieven verworven wor den die van belang waren voor de economische geschiedenis. Door middel van het schetsen van een portret van de drie directeuren (tot 1985 achtereenvolgens N. W. Posthumus, I. J. Brugmans, J. H. Stuijvenberg) en een evaluatie van hun werkzaamheden, worden de ontwikkelingen van de Veree niging verduidelijkt. De belangrijke rol van Posthumus, niet alleen binnen het neha, maar ook bij het ontstaan van het iisg, het riod en de Faculteit van Politieke en Economische Wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, zouden een aparte biografie van deze historicus overigens rechtvaardigen. De activiteiten van het neha: de opbouw van de terecht internationaal be roemde bibliotheek, de verwerving van archieven en bijzondere collecties, de tentoonstellingsactiviteiten en de publicaties (jaarboeken en bronnenuitgaven) komen in verschillende hoofdstukken aan de orde. Aan verschillende overlap pingen heeft men niet helemaal weten te ontkomen en soms zijn de bijdragen wat al te gedetailleerd (de beschrijving van de regelmaat waarmee de jaarboe ken verschenen bijvoorbeeld). Een belangrijke taak heeft het neha inmiddels afgestoten: het beheer van (bedrijfs)archieven. In 1971 leidden problemen die acquisitie, beheer en ont sluiting van deze doorgaans grote bestanden met zich meebrachten, ertoe dat er gekozen werd voor het beheer van deze archieven door de overheidsarchie ven. De aan het begin beschreven veranderde visie van de archivaris op dit ge bied zal hier ongetwijfeld een rol hebben gespeeld: men nam met graagte de in historisch opzicht waardevolle archieven op. Sinds 1974 is het neha een ar chief zonder economisch historische archieven. Opvallend afwezig is een reflectie op de toekomst van het neha. Misschien heeft dat van doen met de laatstgenoemde constatering en dringt de vraag zich op of de overige activiteiten (de boekenverzameling en publicaties) niet mis schien elders ondergebracht kunnen worden. Overigens staat de belangrijke rol van de Vereeniging het neha voor de economische geschiedschrijving de afgelopen 75 jaar buiten kijf. Peter Hofland Twee feestbundels over belastingen en financiën p. j. margry e.a. (red.), Van camere vander rekeninghen tot Algemene Reken kamer. Zes eeuwen Rekenkamer. Gedenkboek bij het 175-jarig bestaan van de Algemene Rekenkamer. 's-Gravenhage 1989. Ferdinandh. m. grapperhaus, Belasting, vrijheid en eigendom. Hoe be lastingheffing leidde tot meer zeggenschap voor burgers en meer eenheid tus sen staten, 511-1787. Zutphen 1989. Wie veel geld heeft, kan zich mooie boeken veroorloven. De Algemene Re kenkamer vierde in 1989 zijn 175-jarig bestaan, ter gelegenheid waarvan een 191

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 44