tistiek met de kwantitatieve informatie te belasten, terwijl het verslag aan de Staten-Generaal opnieuw een beschrijvender karakter kreeg. Een tweede beperking van de curatorenarchieven is gelegen in het feit, dat men er doorgaans vergeefs zal zoeken naar gegevens over individuele studen ten, het lagere wetenschappelijk personeel (zoals assistenten, privaatdocenten, prosectoren enzovoort) of de beambten. Van het hoogleraren- en lectorencorps zijn de gegevens meestal ook beperkt tot een aantal gegevens over de benoe ming en de administratieve verwerking van bijvoorbeeld de salariëring of de verandering van een leerstoelomschrijving. Bij het zoeken naar dit soort van informatie zal men meestal eerst gebruik maken van de gepubliceerde alba studiosorum en promotorum. De inschrijf- alba beperken zich echter tot de datum van inschrijving, plaats van geboorte, faculteit van inschrijving en in een enkel geval ook de geboortedatum of de vermelding van het testimonium waarmee de student toegang tot de universi teit verkreeg, terwijl de promotiealba uiteraard niet de namen van alle studen ten bevatten en bovendien van geen enkele instelling tot 1940 volledig zijn ver schenen. Men is derhalve toch vaak weer op de archivalia aangewezen. Voor de hier bedoelde gegevens zijn niet de archieven van de curatoren, maar die van de rector, de senaat en de faculteiten een mogelijke bron. 4-2 Senaatsarchieven Deze archieven geven weer andere problemen. Niet de inhoudelijke beperkin gen alleen, zeker ook de beperkte archivering of bewaring vormen hier een ex tra restrictie. Misschien omdat de senaat en de faculteiten niet over een pro fessionele kracht als de secretaris van curatoren beschikten, die zich ambtshalve met de archivering bezig hield, wellicht ook omdat het bestuurlijk gezien min der noodzakelijk was goed te archiveren, een feit is dat de archieven van Se naat en Rector, maar zeker die van de Faculteiten aanzienlijke leemtes vertonen. Gegevens over studenten zijn in de archieven van rector en senaat terug te vinden in de originele alba van inschrijving. Het inschrijven van studenten, door de rector veelal gedelegeerd aan de pedel van de universiteit, gebeurde (zoals uit de gegeven opsomming van de inhoud der gedrukte alba studioso rum al bleek) op elke instelling verschillend en varieerde bovendien van tijd tot tijd. Tot de taak van de rector hoorde het ook de recensies bij te houden. Waarschijnlijk afhankelijk van de plichtsbetrachting van de pedel in kwestie, maar vooral ook van die van de studenten, kwam dit vaak evenmin erg zorg vuldig in de recensiealba terecht. We constateren dat veel studenten niet re censeerden, of dat pas na jaren achteraf deden als zij nog de een of andere graad wilden behalen, maar zien er niet aan hoe het studiepatroon van deze studenten was. Wel krijgen we uit de Leidse en Utrechtse recensiealba een in druk van het grote aantal studenten dat zich daar alleen maar liet inschrijven om er een examen af te leggen of er te promoveren. De senaatsarchieven geven wel een beeld van hetgeen de gezamenlijke fa culteiten overeenkwamen aan curatoren of ministerie voor te leggen, maar bie den geen soelaas in de zojuist met betrekking tot de curatorenarchieven ge noemde beperkingen. We zien er meer de volgende schakel in de bestuurlijke 38 keten afgetekend en krijgen een beeld van de spanningen die soms tussen de faculteiten bestonden. 4-3 Faculteitsarchieven Dalen we tenslotte af tot de faculteitsarchieven, waar we de meest gedetail leerde informatie zouden kunnen verwachten over individuele studenten of we tenschappers. We stuiten opnieuw op een tweetal problemen. De faculteiten zijn over het algemeen uiterst slordig met het vastleggen van hun verleden om gegaan. In een enkel geval ontbreken van lange periodes essentiële gegevens, zoals het geval is met de Groningse faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, waar van de notulen uit de zeventiende en achttiende eeuw niet zijn bewaard en van af 1830 slechts de acta en een aantal ingekomen en concepten van uitgaande stukken ter beschikking staan. Men kon vermoeden dat deze notulen bij de zojuist genoemde brand van 1906 zijn zoekgeraakt. Waar bij de andere facul teiten deze notulen wél zijn bewaard, moeten we ons van de inhoud niet te veel voorstellen. Uiterst summier werd verslag gedaan van hetgeen in vergadering werd besloten. Sommige faculteiten konden bijna een eeuw lang met één no tulenboek volstaan (de theologische faculteit in Groningen) en gebruikten dan nog de meeste ruimte voor het verslaan van de afgelegde examens. 4-4 Gedeponeerde archieven bij de universiteitsarchieven Volledigheidshalve wil ik noemen dat de archieven van bepaalde fondsen, die ten behoeve van onderwijs of onderzoek zijn gecreëerd en van een enkele an dere instelling onderdeel vormen van de universiteitsarchieven. In het Leids curatorenarchief bevindt zich een door curator H. baron Collot d'Escury sa mengesteld archief, waarvan de correspondentie, enkele rapporten en diverse financiële stukken tussen 1815 en 1840 de hoofdmoot vormen. In Utrecht is een zestiental kleinere archieven bij het curatorenarchief gedeponeerd. Van deze zestien bevatten elf archieven de administratie van verschillende fondsen ter bevordering van studie en onderzoek in allerlei wetenschapsgebieden en is een vijftal archieven gevormd door enkele stichtingen of commissies. De opsomming van archivalia ten behoeve van universiteitsgeschiedenis zou uiteraard kunnen worden uitgebreid met de namen van allerlei familie- en in stellingsarchieven, waarin raakvlakken met de universiteitsgeschiedenis kun nen worden gevonden. Ook hetgeen de universiteitsmusea en -bibliotheken als bronnenmateriaal voor de universiteitsgeschiedenis in huis hebben zou kun nen worden besproken. Dat kan hier niet de bedoeling zijn. Wel wil ik nog de archieven van de studentenverenigingen noemen, die aanvullende gegevens over individuele studenten kunnen bevatten en die van de kerkelijke hooglera ren, soms afzonderlijk bewaard en geïnventariseerd. 5 Het universiteitsarchief in Groningen In voorgaande is al het een en ander gezegd over de archieven van de Rijksuni versiteit uit Groningen, zoals die zich bevinden in het Rijksarchief. In Gronin- 39

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 9