Jaarrede van de voorzitter
5 -T
F. Keverling Buisman
de rechterlijke organisatie in Drenthe in het verleden en de papieren neerslag
hiervan de onderzoeker uit gebruik te maken van de rechterlijke archieven.
De gids stimuleert in het hoofdstuk 'genealogisch onderzoek' de onderzoe
ker ook andere dan de primaire genealogische bronnen (burgerlijke stand, be
volkingsregister, doop-, trouw- en begraaf registers) te raadplegen.
In de onderzoekvoorbeelden, het laatste hoofdstuk, passeren de verschil
lende bronnen nog eens de revue in de samenhang van een concreet onderzoek
met probleemstelling, uitwerking en conclusie. Zes onderzoekers geven hier
bij aan de hand van een vragenlijstje een kort verslag.
Historisch onderzoek in Overijssel opent met een inleiding 'lokale en regiona
le geschiedbeoefening' waarin de basis van de geschiedwetenschap uiteenge
zet wordt (wat is geschiedenis, historische bronnen, historiografie) met bijzon
dere aandacht voor de regionale en lokale geschiedbeoefening in historisch
perspectief en de relatie professional - niet-professional. Na deze inleiding volgt
de gids in vijf hoofdstukken de lijn van het historisch onderzoek, van opzet
tot eindresultaat (het opzetten van een historisch onderzoek, literatuuronder
zoek, archiefonderzoek, niet-schriftelijke bronnen, het maken van een histo
risch werkstuk). De nadruk ligt hierbij op onderzoek in de 19e en 20e eeuw.
De schrijvers kijken daarbij ook buiten de grenzen van de provincie, naar wat
de onderzoeker elders aan literatuur en bronnen kan vinden.
De gids is wat zakelijker geschreven dan de Drentse, wat niet betekent dat
hij 'moeilijk' leesbaar is. De literatuurverwijzingen, waarmee een hoofdstuk
of paragraaf wordt afgesloten, zijn uitgebreid en goed van kwaliteit. Een en
kele keer wordt hierbij meer geboden dan de lezer op grond van de vooraf
gaande tekst zou verwachten (literatuur over wapenkunde bij een paragraaf
over 'Paleografie, tijdrekenkunde, taal en tekstverklaring').
Bij een volgende druk zou, gezien de vlucht die computergebruik onder histo
rici genomen heeft, nog gedacht kunnen worden aan een paragraaf 'geschie
denis en computer'. Hierin zou ingegaan kunnen worden op het opbouwen
en beheren van gegevensbestanden (aan de hand van een aantal eenvoudige
voorbeelden) en het schrijven met de tekstverwerker.
Evenals de Drentse gids bevat ook de Overijsselse een bespreking van enke
le voorbeeldstudies. In tegenstelling tot de Drentse gids wordt hierbij ook aan
dacht besteed aan de verwerking van de gegevens in de vorm van een schrifte
lijk verslag.
Een aantal bijlagen completeert de gids: een adreslijst en een lijst van tijd
schriften en jaarboeken.
Historisch onderzoek in Overijssel is een uitstekende handleiding voor regio
naal en lokaal historisch onderzoek. Hij kan model staan voor de gidsen die
nog volgen gaan. Bij het ontbreken van een gids in een bepaalde provincie kan
hij bovendien goed dienst doen als 'invaller', bijvoorbeeld bij een regionale
cursus historisch onderzoek. Een groot gedeelte van de geboden informatie
(historiografie, methodiek van het onderzoek, van opzet tot werkstuk) is niet
specifiek Overijssels van karakter en daarom ook elders van toepassing. Wan
neer dit wel het geval is kan de tekst vaak gemakkelijk vervangen worden door
informatie die van toepassing is op de betreffende regio.
Rob van Drie
104
Op 5 juli 1904 werd de jaarlijkse ledenvergadering van de Vereniging van Ar
chivarissen in Zwolle gehouden, in een toentertijd zeer gerenommeerd etablis
sement, de Buitensociëteit. Zowel de locatie als het gezamelijke diner achteraf
werden allerwege zeer gewaardeerd. Tijdens die dertiende jaarvergadering-
onze vereniging dateert immers van 1891 waren welgeteld dertien leden aan
wezig, zowel gewone als buitengewone. Op een totaal aantal leden van vijftig
echt geen slechte opkomst.1 Of dat omineuze getal 13 van invloed geweest is
op hetgeen tijdens die vergadering aan de orde was, laat ik aan uw fantasie
over. Gesproken werd op die vergadering onder andere over de wijziging van
artikel 103, tweede lid van de Gemeentewet, met een paar daarmee in verband
staande aanpassingen van enkele andere artikelen.
Deze wijziging behelsde de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders
om aan de gemeenteraad een voorstel te kunnen doen om een archivaris aan
te stellen. Deze ambtenaar zou belast worden met het beheer van de naar het
archiefdepot overgebrachte bescheiden. Nieuw was het idee van een dergelij
ke bevoegdheid niet: reeds in de derde jaargang van ons tijdschrift had de toen
malige secretaris van de van, mr S. Gratama, voor de wijziging van artikel
103 in die zin een lans gebroken.2 Door de gevoeligheid van die materie duur
de het derhalve tien jaar voordat het bestuur met een voorstel dienaangaande
naar de ledenvergadering durfde te komen. Het werd door de leden na ampele
discussie overgenomen.
Opmerkelijk is echter dat uit onverwachte hoek een reactie op dit besluit
kwam. In het Weekblad van de Bond van Gemeente-Ambtenaren van 1 sep
tember 1904 werd een veel verdergaand voorstel gedaan: de aanstelling van
een archivaris in gemeenten met een bepaald inwoneraantal moest verplicht
worden, en waar gemeenten in dat opzicht te klein waren, moest gestreefd wor
den naar een provinciegewijze samenvoeging, wat de archieven betreft, van
gemeenten tot districten, waarin een archivaris voor een zeker getal kleinere
gemeenten zou moeten fungeren.J Ten aanzien van het eerste punt van dit
voorstel kan ik kort zijn: de lijdensweg om de aanstelling van een gemeente
archivaris verplichtend in de wet opgenomen te krijgen is genoegzaam bekend.
Het VAN-bestuur is vanzelfsprekend uiterst benieuwd naar hetgeen het voor
stel voor de nieuwe Archiefwet op dit punt zal bevatten, vooral na de niets
aan duidelijkheid te wensen overlatende reactie van de Archiefraad hierom
trent.4
De tweede suggestie, de samenvoeging van kleinere gemeenten, wat hun ar-
105