inzicht in wat bij de betreffende archiefdienst mogelijk is en kan aan de hand
van de gids thuis zijn plan trekken.
De gekozen opzet brengt wel het risico met zich mee dat achtergrondinfor
matie die betrekking heeft op een bepaald onderwerp dat van toepassing is op
meerdere archiefdiensten, bijvoorbeeld 'bevolkingsadministratie', verbrokkeld
tot de lezer komt: een beetje in het ene hoofdstuk, een beetje in het andere.
In de Friese gids wordt de achtergrondinformatie vooral gegeven in het hoofd
stuk over het Rijksarchief in Friesland: burgerlijke stand, dtb-registers, nota
riële archieven, rechterlijke archieven etc. Het zou de overzichtelijkheid en het
evenwicht tussen de verschillende hoofdstukken ten goede gekomen zijn wan
neer deze onderwerpen een plaats gekregen zouden hebben in het algemene,
het inleidende gedeelte van de gids. De lezer van de gids zou ook steun gehad
hebben aan enkele kaartjes die inzicht verschaffen in de bestuurlijke en rech
terlijke indeling van Friesland in de verschillende perioden. Deze ontbreken.
De handleiding voor genealogisch onderzoek in Limburg heeft een themati
sche opzet. Na de systematiek en het begin van het onderzoek komen de bron
nen ter sprake, gerangschikt naar periode: na 1800 en vóór 1800. Bijzondere
vermelding verdient hier de uiteenzeting over een specifieke mogelijkheid van
onderzoek: huwelijksbeletselen en huwelijksdispensatie.
Na de bespreking van de bronnen besteedt de auteur nog aandacht aan 'be
roepen en groepen' en 'specifieke vraagstukken'.
De Limburgse gids leest vlot, is fraai geïllustreerd en bevat goede literatuur
verwijzingen, zowel naar plaatsen waar meer informatie te vinden is, als naar
'voorbeeld-literatuur', waarin concreet gebruik is gemaakt van bepaalde bron
nen. De Limburgse gids gaat over het algemeen wat dieper in op de materie
dan de Friese. De negentiende eeuw komt er echter wat bekaaid af. Aan het
nieuw-rechterlijke archief worden slechts enkele regels gewijd, het notariële
archief ontbreekt geheel.
De auteur heeft veel aandacht besteed aan de gecompliceerde geografische
geschiedenis van wat nu (sinds 1843) Limburg is. Hij doet dit met behulp van
instructieve kaartjes. De ingewikkelde staatkundige geschiedenis van de pro
vincie noodzaakte de auteur over de grenzen te kijken: wat vindt de genealoog
met Limburgse voorouders van zijn gading in Duitse en Belgische archieven?
Voor beide gidsen geldt, dat de geboden informatie goed van kwaliteit is,
zowel de tekst als de literatuurverwijzingen. Zij nodigen de onderzoeker uit
meer te maken van zijn onderzoek. De genealoog kan met deze gidsen uit de
voeten. Dat er meer provinciale genealogische gidsen mogen volgen!
Regionaal en lokaal historisch onderzoek
m. a. w. gerding red.Op zoek naar het eigen verleden. Gids voor regionaal
en historisch onderzoek in Drenthe. Meppel 1985. isbn 906009683 5.
G. rensen en p. den otter, Historisch onderzoek in Overijssel. Een handlei
ding. Utrecht 1987. isbn 9070482 509.
In twee Nederlandse provincies, Drenthe en Overijssel, is er voor de geïnteres
seerde in de beoefening van lokale en regionale geschiedenis een provinciale
gids. In andere provincies zijn dergelijke gidsen in voorbereiding.
102
In vier vlot lezende hoofdstukken behandelt de Drentse gids achtereenvolgend
de methode van historisch onderzoek, soorten van bronnen, genealogisch on
derzoek en voorbeelden van onderzoek. Daarna volgen nog een literatuurlijst
en een adressenlijst.
Deze verdeling biedt voldoende mogelijkheden om de stof overzichtelijk aan
de lezer te presenteren. Bij de gekozen compositie, de plaats die een paar on
derwerpen gekregen hebben binnen de gekozen structuur, kunnen enkele kri
tische kanttekeningen geplaatst worden.
Een eerste punt van kritiek hangt samen met de inhoud die gegeven wordt
aan het begrip 'bron'; deze is synoniem met 'informatiebron'. Het gebruike
lijke onderscheid tussen literatuur (de neerslag van eerder onderzoek) en bron
nen (schriftelijk en niet-schriftelijk) komt daarmee te vervallen. Literatuur wordt
daarmee tot 'bron'. Een dergelijke ruime definitie wordt in de historische we
reld niet gehanteerd en het lijkt mij alleen daarom al onjuist hiermee te wer
ken in een handleiding.
De ruime definitie zal de oorzaak zijn van het feit dat geen duidelijke schei
ding naar inhoud aangebracht is tussen de twee eerste hoofdstukken. Het hoofd
stuk 'methodiek van het historisch onderzoek' bespreekt behalve literatuur
onderzoek in de paragrafen 'lokale archieven' en 'onderzoek naar een
dorpsgeschiedenis' een heel scala aan bronnen (in de beperkte betekenis). Daar
mee maait de auteur zichzelf het gras voor de voeten weg. Het tweede hoofd
stuk 'bronnen', dat zonder inleiding over het hoe en waarom van het bespro
kene met de deur in huis valt, verliest daardoor een deel van zijn mogelijkheden.
De ruime definitie van het begrip bronnen verklaart ook waarom in het tweede
hoofdstuk een paragraaf 'historische tijdschriften' opgenomen is. De tekst hier
van was beter op zijn plaats geweest in het eerste hoofdstuk bij de bespreking
van literatuuronderzoek.
Een tweede punt van kritiek op de compositie betreft de literatuurverwij
zingen. Sommige paragrafen bevatten uitgebreide verwijzingen naar literatuur,
bij andere ontbreken ze en moet de lezer in de literatuurlijst achterin kijken
of er iets aanwezig is over het besproken onderwerp (bijvoorbeeld over oral
history). De literatuurlijst herhaalt voor een belangrijk deel de titels die al in
de tekst zelf opgegeven zijn en verliest daarmee eigenlijk zijn nut. Bij een uit
zijn verband gehaald titel als 'De mosselvisserij te Bruinisse zal de lezer zich
bovendien afvragen of deze niet verdwaald is in de Drentse gids. De paar titels
die nog niet eerder vermeld werden hadden beter geplaatst kunnen worden in
de tekst waar zij bijhoren.
Een derde kritische noot is meer inhoudelijk van aard. De schrijver behan
delt het historisch onderzoek tot het moment waarop de fiches in de kaarten
bak geplaatst worden. De verwerking van de gegevens tot een werkstuk, waar
bij de schrijver aan het eind van dat hoofdstuk (p. 44) belooft nog uitvoerig
stil te staan, komt niet ter sprake.
Ondanks deze kritische opmerkingen vindt de beginnende onderzoeker in de
ze gids voldoende van zijn gading om met zijn onderzoek aan de slag te kun
nen. In de eerste twee hoofdstukken krijgt hij enig inzicht in de methodiek
van het onderzoek, de mogelijkheden van de bronnen (in de gebruikelijke be
tekenis) en suggesties voor onderzoek. Zo nodigt de overzichtelijke schets van
103