Vervolgens kwam het gesprek op het onderzoek dat het Rijksarchief in Zuid- Holland momenteel op verzoek van de Algemeen Rijksarchivaris doet naar de mogelijkheid van de verzelfstandiging van dit Rijksarchief, waarop te zij ner tijd wellicht een vertrek uit het gebouw van het Algemeen Rijksarchief zou kunnen volgen. Dit in verband met het volstromen van de archiefdepots en de te verwachten gevolgen van de verkorting van de overbrengingstermijn. Fox kon zich dit moeilijk voorstellen. 'Ik ben natuurlijk zo vergroeid met de huidige situatie; het grote gemak van de directe nabijheid van het archief van de Staten-Generaal, het voordeel om dicht naast de Koninklijke Bibliotheek te zijn gehuisvest. De splitsing van de eigen bibliotheek, die dit onherroepelijk met zich mee zal brengen, lijkt mij ook een groot bezwaar. Vanuit de oude situatie is er eigenlijk niets vóór een splitsing te zeggen. Desondanks kan mijns inziens worden gesteld, dat het histo risch gezien een onlogisch element in de organisatie van de Rijksarchiefdienst is, dat er nooit een afzonderlijk Rijksarchief in Zuid-Holland is gesticht. Hierbij valt te bedenken, dat ten tijde van de benoeming van mr H. van Wijn als ar chivaris van de Bataafse Republiek in 1802 het centraal gezag boven de depar tementen stond en over de archieven van Holland kon beschikken'. Naar aanleiding van hetgeen dr W.J. Formsma onlangs in een interview op merkte over de moeilijkheden, die zich in 1968 voordeden wegens de gewijzig de verhouding tussen de Algemeen Rijksarchivaris en de rijksarchivarissen in de provincie, kwam in het kort ter sprake of Fox dit ook zo had ervaren.1"* 'Allerminst in die mate, omdat de rijksarchivaris van het Rijksarchief in Zuid- Holland altijd al één van de drie afdelingshoofden van het Algemeen Rijksar chief was, waaraan de Algemeen Rijksarchivaris leiding gaf. Dit in tegenstel ling tot de rijksarchivarissen in de provincie, die zelfstandig hoofd van hun archief waren. Wel had de Algemeen Rijksarchivaris allerminst aanleiding zich dagelijks met de gang van zaken op de afdelingen te bemoeien. Tot aan de benoeming van prof dr J.L. van der Gouw was de Algemeen Rijksarchivaris in eigen ogen en in die van de rijksarchivarissen buiten Den Haag de primus inter pares. Laatstgenoemde was echter een exponent van een nieuw tijdvak. Hij wenste als hoofd van de Rijksarchiefdienst ook werkelijk iets over de rijks archivarissen in den lande te zeggen hebben. Hij was een autoriteit, een man met grote capaciteiten, die zich eigenlijk aan gewone normen onttrekt'. Dienstbetoon 'In de praktijk heb ik als rijksarchivaris van het Rijksarchief in Zuid-Holland eigenlijk nooit veel met het functioneren van de studiezaal te maken gehad. Des te meer echter met de schriftelijke verzoeken van belangstellenden in binnen- en buitenland, die ik lang niet altijd persoonlijk kende'. Persoonlijke bekenden of niet, Van der Gouw merkte destijds in het specia le nummer van Holland dat Fox bij zijn afscheid werd aangeboden, op dat het er velen waren, waaronder die zelfs misbruik van diens hulpvaardigheid hadden gemaakt.13 'Het is duidelijk dat zich tegenwoordig een veel grotere groep mensen, bestaande uit meerdere lagen van de bevolking, aanmeldt hetzij 26 langs schriftelijke weg, hetzij in de studiezaal. De oude studiezaal aan het Blei- jenburg zou nu geheel ontoereikend zijn geweest. De grootste toename is een gevolg van de gegroeide belangstelling voor het genealogisch onderzoek dat is doorgedrongen tot in kringen die zich daar vroeger niet mee bezig hielden. Verder zijn er in de loop der tijd geheel nieuwe onderzoeksterreinen bijgeko men. Ik herinner me nog goed de aanvang van bijvoorbeeld het sociologisch- demografisch onderzoek, dat niet meer valt weg te denken. Recentelijk is er de aandacht voor de vrouwengeschiedenis'. Publicistische activiteiten In verband met publicaties werd gememoreerd, dat Fox bij zijn afscheid op merkte, dat hij ook onder de overledenen, die hij in de archieven had ontmoet, velen als vrienden beschouwde.14 Deze kring was sindsdien niet aanmerkelijk uitgegroeid, maar wel had hij zich ook nadien regelmatig met genealogie bezig gehouden. 'Ik ben mij alleszins bewust, dat hierover onder archivarissen verschillend wordt gedacht. Genealogie wint aanmerkelijk aan belang, wanneer de onder zoeker ook aandacht aan de achtergronden van de personen gaat besteden, als hij tot familiegeschiedenis komt. Naar mijn idee is het van onmiskenbare waarde, wanneer de gewone man of vrouw als het ware tot leven kan worden gewekt tegen de achtergrond van zijn of haar tijd'. Zoals bekend publiceerde Fox daarnaast over velerlei uiteenlopende histo rische zaken zonder dat hij nu voor een bepaald tijdvak een speciale voorkeur had. Een bezigheid die hem nog steeds boeit. 'Ik realiseer mij dat ik, sinds mijn vijf-en-zestigste, in mijn laatste levens fase ben aangekomen en niemand weet welke tijd een mens nog gegeven is. Maar ik hoop nog veel te kunnen publiceren: er zijn nog veel dingen die ik wil doen of die ik nog af moet maken, zoals bijvoorbeeld het voor publicatie gereed maken van mijn eerste voor het Haags Historisch Gezelschap gehou den lezing over de Zeventien Nederlanden van Karei v'. De huisvesting Aangezien Fox de overgang van het oude gebouw aan het Bleijenburg naar het nieuwe gebouw aan het Prins Willem-Alexanderhof heeft meegemaakt, was een vraag hierover onvermijdelijk. Te meer daar er door sommigen over wordt gesproken als zou hier van een wezenlijke cesuur sprake zijn. 'Ik betreur het vertrek uit het Bleijenburg geenszins. Hoewel mijn smaak meer uitgaat naar de oudere bouwkunst, heb ik voor de creatie van architect S.J. Schamhart het grootste respect. Gelukkig is het geen wolkenkrabber ge worden, maar een in menig opzicht speels gebouw, waarvan de kamers lang niet alle gelijk zijn en de gangen met een zekere bocht verre van eentonig aan doen. Ook het uitzicht op de binnenplaats is fraai te noemen. Dit alles neemt natuurlijk niet weg, dat het oude gebouw een eigen sfeer had met herinnerin gen, die zich nu eenmaal niet laten wegcijferen'. 27

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 3