bandrecorder af te horen en te catalogiseren. Het had haar geërgerd hoe on deugdelijk de uittreksels waren welke een particuliere firma in opdracht van het Archief ten koste van veel geld had vervaardigd. Spoedig is toen de eerste Revox-bandrecorder door de dienst zelf aangekocht en kon mevrouw Spijk- man haar geluidscatalogus gaan opzetten, die jaar in jaar uit door haar met precisie is bijgehouden. Het volgende stadium was dat zij in goede samenwerking met Rob Maas steeds meer werd betrokken bij het gelmdsproductiewerk. Dankzij haar per soonlijke eigenschappen van hoofd en hart was zij een uitstekend vertegen woordigster van het Archief. Zonder enige opdringerigheid en wetende met wie en waarover zij sprak was zij in staat zinvolle interviews op te nemen, eerst in het stijlvolle Museum Van der Vorm, later in de nieuwe geluidsstudio in het Archiefgebouw, maar ook vaak bij de geïnterviewden thuis. Zodra zij de nodige apparatuur beschikbaar had, trok zij er in haar eigen volgeladen auto op uit om zelf de reportages te maken, die waard waren om in het Gemeen tearchief te worden bewaard. Succesvol was zij in het vervaardigen van ge luidsmontages voor bijzondere gelegenheden zoals-toen nog in samenwer king met Rob Maas-bij het afscheid van burgemeester en mevrouw Van Walsum. Zij legde een artisticiteit aan de dag die buitenstaanders verraste en het Gemeentearchief veel goodwill bezorgde. Daarmee kwam de dienst in de publiciteit! Wanneer een gezelschap een bezoek kwam brengen aan het Ar chief, was een demonstratie van mevrouw Spijkman in de geluidsafdeling stee vast een hoogtepunt, omdat zij de kunst verstond om het op een amusante en charmante manier goed te brengen. Het is verbazingwekkend hoe veel en hoe degelijk werk zij in 25 uren per week heeft gepresteerd. Het gaf niet alleen haar, maar evenzeer mij grote vol doening dat het Gemeentebestuur bereid was haar in een versneld tempo op de ambtelijke ladder te doen stijgen. Na één jaar was zij adjunct-commies, anderhalf jaar later commies, in 1970 eerste commies en in 1973 nadat zij er een assistent bij had gekregen - hoofdcommies. Voor goed functionerende medewerkers, die aan de weg timmerden en zeker voor hen, die bij het College zelf waren opgevallen, kon in die jaren nog wat worden bereikt, wat veel moei lijker is geworden nadat het verstarrend systeem van bezoldiging naar welom schreven functie in plaats van dat naar functioneren als hoogste wijsheid van Personeelszaken was ingevoerd. Mevrouw Spijkman is binnen het Nederlandse archiefwezen een fenomeen geweest, de gracieuze personificatie van een documentatievorm die, voordat hij in 1960 in Rotterdam tot aanzijn kwam, nauwelijks bij enige overheidsin stelling werd bedreven. Dankzij haar inventiviteit en prestaties is het Rotter damse Gemeentearchief tot na haar vertrek het prototype gebleven van een dienst waar geluidsdocumentatie een volwassen taak was en waar men naar toe ging om de kunst af te kijken. Zij werkte graag en goed onder druk. En die was er, want ook De Maasstadspelers en haar sociale contacten eisten veel van haar tijd en energie. Het was niet ongewoon dat zij bijna achter adem op het Archief arriveerde om zich daar-zonder tijd om te kunnen lunchen-op haar werk te storten. Haar beperkte tijd was kostbaar en daarom productief. Haar beste jaren - kwalitatief en kwantitatief gezien - waren die waarin zij er helemaal 94 alléén voor stond. Haast intuïtief voelde zij aan hoe uit het grote aanbod gese lecteerd moest worden naar de maatstaf die de dienst daaraan stelde. De door haar goed bijgehouden geluidscatalogus en de desbetreffende opgaven in de jaarverslagen van de dienst getuigen daarvan. Zoals dat vaker het geval is leverde de komst van een volle kracht erbij - nu dus 65 in plaats van 25 uren! - zeker geen drievoudig resultaat op. Het was niet de sterkste zijde van mevrouw Spijkman erop toe te zien dat haar mede werkers zich in hun werk even positief of scrupuleus ten opzichte van de dienst en dienstleiding opstelden als zij zelf dat wel deed. Mede omdat zij van nature meer gedisponeerd was naar haar gevoel te handelen dan zich naar regels te schikken, meer met 'vrije vogels' dan met gekooide ophad, ging de afdeling neigen naar een verzelfstandiging, die niet strookte met het belang van de dienst in zijn totaliteit. Aan de outillage werd nu bij voortduur gesleuteld, op weg naar de perfectionering, die haar opvolger zou gaan nastreven en waardoor de studio als zodanig een bezienswaardigheid in de archiefwereld zou gaan wor den. De productie was en bleef evenwel over haar hoogtepunt heen. In verband met het bereiken van de zestigjarige leeftijd wilde mevrouw Spijk man naar zij te kennen gaf wel een punt achter haar archiefcarrière zetten. Helaas was haar vertrek in 1977 niet probleemloos. Toen het te laat was, maakte zij procedurele bezwaren en uitte zij niet zonder grond de vrees dat het werk dat zij met veel ambitie had opgebouwd, niet in haar geest zou worden voort gezet. Een eervolle afscheidsceremonie, die haar vanwege haar verdiensten ze ker zou zijn toegekomen, wees zij verontwaardigd van de hand. Emotionaliteit, spontaniteit en creativiteit verklaren mede het geheim van haar fantastische kunnen en inzet. Iemand van een gelijkmatiger natuur, laat staan van een saaie levensinstelling, zou zowel ongeschikt geweest zijn voor het opvoeren van toneelspel als voor het uitvoeren van de specifieke taak waar aan mevrouw Spijkman bij het Rotterdamse Gemeentearchief inhoud heeft gegeven. Voor haar lagen die beide taken duidelijk in eikaars verlengde. Na haar overlijden blijft de herinnering over aan een intelligente en origine le vrouw met hartverwarmende eigenschappen, die - toevallig het Gemeentear chief binnengekomen zich binnen het Nederlandse archiefwezen is gaan ont poppen als een pionier op het gebied van de geluidsarchivering. Daarenboven ook aan een vriendin die, dankzij haar grote sociale instelling en niet te verge ten haar nimmer aflatend opkomen voor wat zij zag als de underdog, vele col lega's extra aan zich heeft verplicht. Moge zij die in haar leven moeilijk rust kon vinden rusten in vrede. R.A.D. Renting 95

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 37