6.5 6.0 5.5 5.0 4.5 4.0 r—^—p- i 1B10 1850 1900 1830 1880 1920 gemiddelde Figuur 2a Zuurgraad naar ouderdom archief- bevolkingsregisters (bv) 6.5 6.0 5.5 5.0 4.5 4.0 gemiddelde 1810 1850 1900 1830 1880 1920 Figuur 2b Zuurgraad naar ouderdom archief- burgerlijke stand (bs) PH gemiddelde nrnU50"4 van de met ingen 1810 1850 1900 1830 1880 1920 Figuur 2c Zuurgraad naar ouderdom archief notariële akten (na) staan in paragraaf 4.2. Voor de bs en de na bleek het brittle papier (5%) min of meer gelijkmatig over de gehele periode verspreid voor te komen. De perio de waarin de papierkwaliteit het slechtst is, komt in alle bekende onderzoeken overeen, namelijk de tweede helft van de negentiende eeuw. Analyseren we de pH-metingen, dan blijkt dat we bijna altijd te doen hebben met zuur papier (pH<7). De gemiddelde zuurgraad ligt bij de bv op 5,0, bij het na op 5,1 en bij de bs op 5,5. Een verklaring voor dit verschil is gelegen in het feit dat de BS-registers verhoudingsgewijs veel stukken uit de eerste helft van de negentiende eeuw bevatten en het papier uit die periode over het alge meen een wat hogere pH heeft. Figuur 2 geeft inzicht in de gemiddelde pH en de spreiding rond dat gemiddelde per tijdvak voor de drie onderzochte bestan den. De pH ligt vóór 1850 rond de 5,5 en daarna rond de 4,5. Tussen de bestan den onderling zijn duidelijke verschillen. Opvallend is het contrast bij de na versus bv: vóór 1850 in de regel een zuurgraad van 4,75 a 5,5, terwijl na 1900 uitsluitend nog stukken met een zeer lage pH (4 a 4,5) voorkomen. Kijken we nu naar het verband tussen het handvouwgetal en de zuurgraad, dan blijkt er sprake te zijn van een statistisch betrekkelijk zwakke correlatie (correlatie-coëfficient: 0,10).10 Dat er een getalsmatig verband aanwezig is, is niet zo verwonderlijk gezien wat we tot nu toe constateerden, namelijk dat de pH gemiddeld lager ligt in de periode na 1850, in welke tijdsperiode relatief de meeste brittle stukken worden aangetroffen. Toch vragen wij ons af of er sprake is van een rechtstreeks causaal verband. Uit figuur 2c blijkt duidelijk dat de notariële akten na 1880 een duidelijk la gere pH hebben dan daarvoor, terwijl het aandeel dat brittle is voor beide pe rioden niet verschilt. Bovendien zijn de BV-registers met een in het algemeen hogere zuurgraad relatief veel vaker brittle. Door deze resultaten kwam bij ons de vraag op in hoeverre de zuurgraad een verklarende indicator is voor de kwaliteit - in casu het brittle zijn - van het papier. Weliswaar is er een (zwak ke) correlatie, zoals het onderzoek te Uppsala ook vond, maar van een direct causaal verband lijkt geen sprake te zijn. Vergelijking van deze onderzoeksresultaten met elders verricht onderzoek geeft opmerkelijke verschillen. Het percentage brittle boeken in bibliotheken is aan zienlijk lager dan bij de bevolkingsregisters, doch hoger dan bij de andere twee onderzochte bestanden. Tegenover de 60% van de bv staat Stanford met 26%, British Library met 14%, Syracuse met 13% en de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage met 12%. In Zweden zijn na het onderzoek in de universi teitsbibliotheek te Uppsala ook de Kungliga biblioteket en het Riksarkivet aan een schade-inventarisatie onderworpen.11 Van deze onderzoeken zijn de p- graderingen bekend en deze leveren de volgende vergelijking op (zoals gemeld zijn de definities niet helemaal vergelijkbaar, zodat enig voorbehoud nodig is): pH HTÏÏT150% van de met ingen PH mun 50>ï van de met ingen 6.5 6.0 5.5 5.0 4.5 4.0 54 55

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 17