Cbrittle) io-°* pi
P3 5.0*^Ko* P2
(bri 11le)
bepaald, op de manier zoals omschreven in bijlage 2: het handvouwgetal, het
eventueel voorkomen van scheurtjes in het onderzoeksblad of het daaruit ont
breken van stukjes, de mate van aantasting van de randen, de verbruining en
de zuurgraad. In die bijlage zijn eveneens de mogelijke uitkomsten per variabele
gedefinieerd. Op basis daarvan is de kwaliteit van het papier als volgt gegra
deerd:
pi: geen papierbreuk (na zes vouwen) en de andere drie eigenschappen zijn
goed (geen scheurtjes, rechte onaangetaste randen en geen verbruining)
P3: het handvouwgetal is 6 of lager brittle papier), ongeacht de waardering
van de andere eigenschappen
P2: alle overige combinaties van uitkomsten (geen breuk, maar tenminste een
van de andere eigenschappen is onvoldoende).
Deze 'p-gradering' is een aanpassing van de indeling die Uppsala hanteert. De
ze is noodzakelijk omdat de Zweedse niet helemaal sluitend geformuleerd lijkt.
Met name wijkt de gradering van P2 en P3 af.
3-2 Resultaten
De uitkomsten van het eerste onderzoek geven grote verschillen in kwaliteit
van het archiefmateriaal te zien: enerzijds tussen de drie onderzochte bestan
den, anderzijds tussen papier van verschillende ouderdom.
In figuur 1 is de verdeling naar kwaliteit weergegeven volgens de hiervoor
gegeven p-gradering. Daaruit blijkt dat de bevolkingsregisters (bv) er duide
lijk het slechtst aan toe zijn; maar liefst 60% van het papier is brittle. Dat per
centage ligt bij de andere twee bestanden veel lager, namelijk op 5%. Het ge
deelte dat de kwalificatie P2 krijgt ligt bij de burgerlijke stand (bs) veel hoger
dan bij het notarieel archief (na), respectievelijk op 65 en 35%.
Een verklaring hiervoor kan zijn, dat voor de twee laatst genoemde bestan
den strengere eisen van kracht waren voor de kwaliteit van het te gebruiken
papier, waardoor het aantal breuken laag is. Het veelvuldig gebruik, door de
archiefvormers zelf, van met name de burger lij ke-standregisters is waarschijnlijk
mede oorzaak van de hoge P2-gradering. Bij de bevolkingsregisters speelt het
frequent raadplegen evenzeer mee, doch door het hoge breukpercentage (P3)
komt het gevolg daarvan minder tot uiting in de P2-klassering. De gebruiks-
schade bij het notarieel archief zou dan duidelijk geringer moeten zijn, wat
overeenkomt met de praktijk en met de uitkomsten van dit onderzoek (hoog
ste Pi-aandeel).
Wanneer de afbraak van papier een met de tijd voortschrijdend proces is,
dat wordt versneld door de aanwezigheid van zuur, zoals gesteld in 'Lange ke
tens worden korter',9 dan zullen de archiefstukken die nu pi en P2 gegradeerd
zijn, over een aantal jaren in P3 terecht komen. Dit zou voor de bevolkingsre
gisters een regelrechte ramp betekenen, doch ook voor de burgerlijke stand
zou dat op termijn een zeer hoge P3-waardering kunnen gaan betekenen. Be
leidsmatig is het van het grootste belang, dat op korte termijn vastgesteld wordt
in welke tijdspanne de kwaliteit van het papier vervalt.
Anderzijds zien we een verschil in kwaliteit naar gelang de ouderdom van
het archiefmateriaal. Bij de bv is van het materiaal uit de tweede helft van de
negentiende eeuw duidelijk meer dan de helft brittle. Omdat relatief een groot
deel van het bestand uit die periode stamt, komt tevens de totaaluitkomst op
60% brittle (zie figuur Ia). Vóór 1850 en na 1900 is brittle papier in de min
derheid, zij het nog altijd met circa 25%. Meer gedetailleerde cijfers hierover
52
53
P3 60. 0* m
(gaed)
30.0"/. P2
Figuur IA Archief naar kwaliteit
Bestand bv (Bevolkingsregisters)
P3 5.0*
(brittle) 30.0* PI
Cgoed)
P2 65.0*
Figuur 1B Archief naar kwaliteit
Bestand bs (Burgerlijke Stand)
PI 60.0*
(goed)
Figuur IC Archief naar kwaliteit
Bestand na (Notariële Akten)