ACADEMIEGEBOUW GRONrMGEN (na den Brand.) Idition Graud-Baxar Frau<; Oroninger Universiteitsgebouw voor den brand. Het Groninger universiteitsgebouw vóór en na de brand van 1906. Foto's: Rijksarchief in Groningen. 40 gen heeft de hoogleraar in de algemene geschiedenis, P. J. Blok, veel betekend voor de ordening en de bewaring van het senaatsarchief. Hij was in 1889 se cretaris van de senaat geworden en had alszodanig de verantwoordelijkheid voor dat archief gekregen. Blok bracht de archivering van de senaats- en fa culteitsstukken in de vergadering van 15 april 1889 aan de orde. De senaat, kennelijk gealarmeerd over de slechte toestand van vooral de faculteitsarchie ven, besloot deze archieven centraal te bewaren bij het senaatsarchief en ging accoord met een splitsing van dat senaatsarchief in de periodes vóór en na 1815. Het oude gedeelte, de stukken tot 1815, werd aan het Rijksarchief overgedra gen. Mr J. G. Ch. Joosting verrichtte een eerste inventarisatie. Hij werkte toen als vrijwilliger op het archief. Joosting kon zijn werk baseren op een voorlopi ge inventarisatie door professor Blok. Blok ordende en beschreef ook de stuk ken na 1815Uit zijn inventarisatie weten we bijvoorbeeld dat in 1890 de notu len van de letterenfaculteit over de periode 1831-1860 nog aanwezig waren. De opvolger van Blok, professor J. Huizinga, zorgde voor de overdracht van de stukken van 1815 tot 1877, het jaar van inwerkingtreding van de nieu we wet op het hoger onderwijs. Dr P. A. Meilink zorgde voor een inventaris bij deze stukken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de stukken tot 1931 overgebracht. Mensonides en Schuitema Meyer, de laatste toen als volontair, inventariseerden niet alleen deze laatste stukken, maar deden het werk dat al gedaan was gedeeltelijk over. Vooral het werk van Joosting vond weinig waar dering in hun ogen: de periode voor 1815 werd opnieuw beschreven en inge deeld, onder meer met een afzonderlijk archief voor de Franse tijd. In 1947 verscheen hun inventaris, nog steeds dé inventaris voor de periode tot 1930. Over de periode van 1930-1960 is in 1969 een aanvullende inventaris door A. J. Popkema van Heiningen verschenen. Mogelijk beïnvloed door de zojuist genoemde activiteiten van de senaat gingen ook curatoren over tot het overbrengen van hun archief naar het Rijksarchief. Zij maakten er in 1902 en 1903 een begin mee, hetgeen tot een eerste inventari satie door inr P. G. Bos leidde. Ook de heren Meilink en later Poelman inven tariseerden er delen van, die in nog vier etappes vóór 1940 werden overgebracht (in 1910, 1918,1922 en 1939). Ook deze inventarisaties werden door Mensoni des en Schuitema Meyer in 1947 overgedaan, zodat vanaf dat jaar één toegang tot de Groninger universiteitsarchieven bestond. Van de hand van B. P. Tuin verscheen een gesystematiseerde plaatsingslijst op het curatorenarchief over de periode 1933-1960, dat in de loop van het vorig jaar in het Rijksarchief be landde. Ook van recente datum is het repertorium dat mevrouw Nelly Tonc- kens schreef bij het curatorenarchief van 1815-1876. Het verscheen in 1985, biedt een uitstekend overzicht van het beschikbare archiefmateriaal en geeft tevens een korte inhoud van de stukken. Deze service-verlening aan de gebrui ker werkt zeer tijdsbesparend en maakt gerichter zoeken mogelijk. Het kan een voorbeeld zijn voor sommige andere archieven. De toegankelijkheid van met name het curatorenarchief is in verhouding met de meeste andere universiteitsarchieven goed te noemen. Ik vermeldde reeds een aantal publicaties over de Groninger hogeschool waarbij onderzoek in dat archief is gedaan, zoals het album studiosorum en de gedenkboeken van Jonck- bloet uit 1864, van Huizinga uit 1914 en, zij het in veel mindere mate, het ge denkboek Universitas Groningana onder redactie van dr Elisabeth Visser in 41

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 10