2 Het paspoortproject (afstoting)
Doel van dit project was wederom versterking van de marktsector ten koste
van de Staatsdrukkerij en tevens het entameren van een technisch innovatie
project met perspectief op export voor de deelnemende bedrijven. Over het
al of niet privatiseren en over de uitvoering ontbrandde ook hier weer een stam
menstrijd binnen het overheidsapparaat. Privacy-aspekten en de vraag of het
hier een niet te vervreemden overheidstaak betrof zijn onvoldoende aan de or
de gesteld. Bovendien was het project geen onderwerp van het vrije spel van
krachten in de marktsector, maar werd een monopoliepositie voor kep (Ko
dak, Elba en Philips) gecreëerd. Opvallend was de juridisch zwak geregelde
positie van de overheid in de samenwerkingsovereenkomst en de vermenging
van ambtelijke en privébelangen. Resultaat was een enorme financiële strop
en geen fraudebestendig paspoort. De inmiddels geprivatiseerde Staatsdruk
kerij levert nu een paspoort naar Europees model. Door de centrale aanmaak
moeten we als burgers maar afwachten wat dit tot gevolg heeft voor dienstver
lening en kosten.
3 Loodswezen (verzelfstandiging)
Ook hierbij is sprake van een monopoliepositie; er zijn geen concurrerende
marktpartijen. Bovendien is het zorgdragen voor de veiligheid op het water
een typische overheidstaak. De wijze van realisering heeft enorm veel geld ge
kost (om het Rotterdamse loodswezen tot een integratie met het Rijksloods
wezen over te halen is flink met geld gestrooid en bovendien het nautisch ha
venbeheer als prijs betaald) met als resultaat wederom een juridisch zwakke
positie van de overheid in het geheel, waarvan de klant en de burger de dupe
zijn. Overzien we het geheel, aangevuld met de ervaringen op automatiserings
gebied (uitbesteding aan softwarebureaus), vuilnisophaaldienst en schoonmaak,
dan maakt ons dat niet vrolijker. Als telkens terugkerende 'faalfactoren' noemt
De Visser: privatisering bij het ontbreken van concurrerende marktpartijen,
waardoor de machtspositie van betrokkenen veel te groot wordt, de ronduit
slechte juridische vormgeving (onderhandelen is moeilijk), het starre personeels-
en beloningsbeleid bij de overheid, het achterlijke comptabele systeem, de
btw, de pensioenrechten enzovoort. Hij concludeert dat veel argumenten voor
privatisering en tegen 'de ambtenarij' te herleiden zijn tot politieke fouten.
In de daaropvolgende discussie werd afgetast wat de kriteria voor privatise
ring zijn. De Visser stelt, dat je 'echte' overheidstaken niet kunt privatiseren
wanneer de overheid niet meer kan bijsturen. Alleen privatiseren bij aanwe
zigheid van concurrentie is geen kriterium; bij de postdienst krijg je dan, dat
bedrijven alleen de rendabele aspekten voor hun rekening nemen. Dan moet
je dus vooraf de nodige garanties inzake dienstverlening inbouwen, maar het
is de vraag, of afstandsbesturing door regelgeving, waardoor bedrijven voor
eigen beleid nauwelijks ruimte hebben, het gewenste effect sorteert. Op de vraag
of archieven geprivatiseerd kunnen worden antwoordde De Visser ontkennend,
onder meer met het oog op de privacy. Ter illustratie van tweeslachtig over
heidsbeleid in de culturele sector kwam nog even het standpunt van (inmid
dels oud-)minister Brinkman ter tafel, die enerzijds stelde niet van plan te zijn
categorale instellingen voor het beheer van privécollecties te subsidiëren, maar
anderzijds het Nederlands Architectuur Instituut voor 90% financieel on
dersteunt.
12
Financiële prikkels
Afgezien van de financiële aspekten van de hierboven beschreven onderwer
pen boden de studiedagen nog een aantal financieel getinte inleidingen. De in
leidingen met de titels 'Verantwoord investeren''Uitbesteding van archiefta-
ken' en 'Geld verdienen met archieven' mochten zich verheugen in een grote
belangstelling.
A.N. Wever, plaatsvervangend hoofd van de Centrale Archiefselectie Dienst
te Winschoten, was van mening dat het gegeven dat alle archieftaken in wet
en regelgeving vastliggen, niet impliceert dat die taken niet uitbesteed zouden
kunnen worden. Voorwaarde is wel dat de verantwoordelijkheid voor de (wij
ze van) uitvoering niet mede wordt overgedragen. Als meest voor uitbesteding
in aanmerking komende taken noemde hij de verzorging van de fysieke condi
tie (restauratie) en het selecteren en inventariseren van archieven. Het eerstge
noemde is tamelijk eenvoudig te realiseren wegens de technische meetbaarheid.
Voor het tweede is diepgaande kennis, inzicht en ervaring, opgedaan in de over
heidsadministraties, een absolute voorwaarde om uniformiteit in selectie en
bewerking te bereiken. Bovendien is de verwerkingscapaciteit een belangrijke
factor in het geheel.
Drs H.G. Oost, beleidsmedewerker bij de Centrale Directie Rijksarchief
dienst, deed ons een ander model van kostprijsberekening aan de hand dan
Van Heuven dat eerder had gedaan, maar interessanter zijn de door Oost aan
gegeven factoren die kostprijsvergelijking verstoren, zoals de inflexibiliteit in
de aanwending van middelen en de nevendoelstellingen van de overheid. Hij
maakte verschil tussen taken met bijbehorende verantwoordelijkheden ener
zijds en werkzaamheden anderzijds, waarbij de eerstgenoemde niet, de laatst
genoemde wel voor uitbesteding in aanmerking komen. De invloed van wet
en regelgeving noemde hij gering, waarbij hij de privatisering van ptt en IJk
wezen als voorbeelden noemde. Met uitzondering van inspectiewerkzaamhe
den achtte Oost alle archiefwerkzaamheden uitbesteedbaar.
Vanuit de zaal werd gesteld, dat uitbesteden van 'nieuwe' werkzaamheden
onverstandig is, omdat je daardoor het zelf opdoen van expertise op dat ter
rein schrapt en het dragen van verantwoordelijkheid voor de uitvoering op dat
terrein twijfelachtig is. Oost zag dan ook een sterk verband tussen uitbesteden
en incidentele werkzaamheden. Zo zouden de incidentele gevolgen van de ver
korting van de overbrengingstermijn, zoals de bewerking, door het ad hoe uit
breiden van de eigen organisatie met arbeidscontractanten, kunnen worden
opgevangen. Dit impliceert echter een tijdelijke forse uitbreiding van de capa
citeit van de particuliere sector, waarvan het de vraag is, of die te realiseren
is en of je het daarbij behorende scholingsprobleem aan de particuliere sector
kan overlaten. Kwaliteitsbewaking door de opdrachtgever werd door alle aan
wezigen als het kardinale punt ervaren.
Of geld verdienen met archieven überhaupt zinvol is, stond in weer een andere
sessie ter discussie. Het verdwijnen van de 'winst' in de algemene middelen
of de beïnvloeding van de prioriteiten van een dienst door commerciële activi
teiten werden als tegenargumenten naar voren gebracht. Het verhuren van
leegstaande depotruimte bij archiefdiensten als 'winstobject' levert vermoe-
13