De kunst van het selecteren Verslag van een symposium G. M. Baldé en H. Spijkerman Op 31 augustus 1989 nam dr. J.P. Sigmond afscheid als directeur van de Rijks archiefschool om in Delft directeur van het Koninklijk Nederlands Leger- en wapenmuseum Generaal Hoefer te worden. In zijn overstap van archiefwe reld naar museumwereld zag de Rijks archiefschool een uitstekende aanleiding om in een symposium een probleem aan de orde te stellen dat zowel voor ar chief als museum speelt: de selectieproblematiek in de culturele sector.1 Tijdens het symposium, getiteld 'de kunst van het selecteren' werd de selectie problematiek vanuit drie gezichtspunten belicht: politiek, archief en museum. Bij cultuurbeheer moeten voortdurend keuzes worden gemaakt: welke cultu rele activiteit is het belangrijkst, welk cultuurgoed is het meest waardevol? Die keuzes worden onder andere gemaakt op politiek en uitvoerend niveau. Drs. A.L.L.M. Asselbergs, wethouder ruimtelijke ordening van de gemeente Amersfoort en bestuurslid van de Stichting Architectuurmuseum, was er om de rol van de politiek te verwoorden. Op het uitvoerend vlak stelden drs. J. W.M. de Jong, hoofd van de afdeling Collecties van de Rijksdienst Beeldende Kunst, en dr. F.C.J. Ketelaar, algemeen rijksarchivaris, de moeilijkheden aan de or de die men ontmoet in respectievelijk de museale wereld en het archiefwezen. Het symposium, dat werd voorgezeten door dr. S. Groenveld, universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit te Leiden en docent geschiedenis aan de Rijks archiefschool, werd na de inleidingen van bovengenoemde sprekers af gesloten met een algemene discussie. Selectie: een actueel probleem Groenveld opent het symposium met de verwijzing naar twee recente krante- berichten die de problemen die zich bij het selecteren voordoen, illustreren. In de eerste plaats kwam enkele maanden geleden in het nieuws dat de direc teur van het Haags Gemeentemuseum had besloten tot verkoop van enkele stuk ken uit de collectie om geld voor nieuwe aankopen te verwerven: de directeur bracht aldus een rangorde in zijn collectie aan. Enkele dagen voor het sympo- Dr. Peter Sigmond sium werd het besluit van de Griekse regering in Athene bekend gemaakt om de 16,5 miljoen dossiers over het politieke gedrag van de burgers die waren bijgehouden tijdens de burgeroorlog van 1944 tot 1949, te verbranden in de Griekse hoogovens. Op deze manier heeft de Griekse regering ineens het col lectieve geweten schoongewassen. Een objectieve weergave van het verleden is daarmee onmogelijk geworden. Naast deze twee nieuwsberichten noemt Groenveld twee rapporten die on langs zijn verschenen: 'Industrieel erfgoed' en 'Zoeklicht op zelfstandigheid'. Beide hebben een duidelijke boodschap: een goede selectie in het cultuurbe houd is noodzakelijk, maar daarbij is deskundigheid vereist.2 In het eerste rap port wordt gewezen op het verdwijnen van veel industrieel erfgoed zonder dat daarover vooraf overleg is gepleegd. In het tweede rapport wordt een aanzet gegeven tot selectie met betrekking tot het cultuurbehoud. Groenveld vervolgt zijn inleiding met het betrekken van het selectieprobleem op de persoon van de scheidende directeur van de Rijks archiefschool. Zowel in archieven als in musea is selectie een actuele zaak. Selectie omvat twee hoofd vragen: welke macroselectie past men toe bij de acquisitie en welke microse lectie? Men moet zich daarbij telkens de vragen stellen: wat heeft bijzondere waarde? Wat moet vernietigd worden? Het keuzeprobleem kent drie inhoude lijke effecten: beheer, ontsluiten en ter beschikking stellen van geselecteerd ma teriaal. Anderzijds treedt er een beleidsmatig effect op: de overheid bepaalt de normen. De politiek en de selectieproblematiek De eerste spreker, Asselbergs, heeft in zijn loopbaan als beheerder van het Ne derlands Documentatiecentrum in Amsterdam, vervolgens als uitvoerend se cretaris van de Stichting Architectuurmuseum en als wethouder van Amers- 302 303

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 6