traal Register van Bedrijfsarchieven daarna met personeel van het neha wordt bijgehouden. Met het Centraal Register van Particuliere Archieven is een con venant gesloten waarin onder andere staat dat het crpa kan beschikken over de door het neha verzamelde informatie. Maar in principe krijgt iedereen toe gang tot de database Als doelgroepen noemt Fischer bedrijfshistorici, archi varissen (bouwstenen voor een evenwichtige acquisitie) en het bedrijfsleven (het schrijven van gedenkboeken). Het project wordt gefinancierd uit verschillende bronnen. 'We hebben die zaak vorig jaar aangekaart bij het bedrijfsleven, o&wen wvc. Het bedrijfsle ven en o w hebben ieder al 4,5 ton toegezegd, wvc heeft het subsidiever zoek echter nog steeds in behandeling. Dat is erg vervelend, want o& w stelde wel als voorwaarde dat de andere participanten ook moesten meedoen. Ze heb ben onlangs zelfs gebeld of ik nog wel van plan was het geld te gaan gebrui ken, want het was immers vorig jaar al toegezegd.' Stimuleert het neha bedrijven nu ook om de zorg voor hun archieven te verbeteren? Ik zou liegen als ik ja zei. Het zou wel moeten, maar met 2,5 man hebben we daar gewoonweg het apparaat niet voor.' Een poging de bedrijfshistoricus Fischer uitspraken te ontlokken over het wer ken in archieven lijdt onverwachts schipbreuk. Hij is naar eigen zeggen een uitermate tevreden onderzoeker. Bijzonder is daarbij wel dat hij nooit met een inventaris heeft gewerkt, alleen met ongeordend materiaal: 'kamers vol vuil niszakken. Dus alles valt mij mee.' 300 De generalist aan de top Na een korte excursie naar de bedrijfsgeschiedenis keren we tijdens het einde van het gesprek welhaast onvermijdelijk weer bij het thema management te rug. Bescheiden merkt Fischer op dat ook hij de wijsheid niet in pacht heeft. 'Ik bekijk de ideeën en vraag "waarom niet?" of "kan het niet anders?". Als er bijvoorbeeld wordt beweerd dat de primaire doelstelling is inventariseren, dan zeg ik "waarom?" Dat leidt tot interessante nieuwe inzichten. Volgens mij is het ook niet noodzakelijk dat er een archivaris aan het hoofd van een archiefdienst staat. De directeur moet iemand zijn die er op toeziet dat de doelstelling wordt gehaald en er moet eenhoofdige leiding zijn. Bij een cultu rele instelling is het alleen lastig om af te meten of je succesvol bent of niet, bij de al eerder genoemde directeur van een steenfabriek is dat duidelijker. Wat je wel kunt doen is input-output controle. Maar ook dat is gezien de nog on voldoende uitgekristalliseerde normen en meetinstrumenten lastig bij een ar chief. Daarom mag er niets worden aangepakt zonder planning. Je ontwikkelt dan per archief eigen normen, maakt maandplanningen. Dat is vooral psy chologisch belangrijk. Mensen stellen er een eer in de planning te halen. Moti vatie is erg belangrijk. Mensen vereenzelvigen zich met het bedrijf, met name in de hogere regionen.In zijn visie is het de generalist aan de top, de specialist er onder. Dat een specialistische opleiding ontbreekt heeft hij nooit als een be zwaar gevoeld. 'Het is toch niet zo erg dat je afhankelijk bent van je medewer kers? Een beetje advocaat van de duivel spelen toont wel aan wat van hun ideeën wel en wat niet zinvol is.' Noten 1 Voor meer informatie over de geschiedenis, doelstellingen, organisatie en collecties van het iisg en het neha raadplege men: a. van der horst en E. koen, Guide to the In ternational Archives and Collections at the iish, Amsterdam (Amsterdam 1989). E.J. FISCHER, J.L.J.M. VAN GERWEN en J.J. SEEGERS (red.), De Vereeniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief 1914-1989 (Amsterdam 1989). m. campfens, De Nederlandse archieven van het Internationaal Instituut voor Sociale Ge schiedenis te Amsterdam (Amsterdam 1989). J. lucassen, Tracing the Past. Collections and research in social and economie history: The International Institute of Social History, the Netherlands Economic History Archive and re lated institutions (Amsterdam 1989). 301

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 5