Kroniek Voor onervaren onderzoekers zou het in deze geseculariseerde tijd, waarin me nigeen niet weet wat een diaconie is, handig zijn geweest, wanneer de organi satiestructuur van de Nederlandse Hervormde Kerk was uiteengezet. Dan zou het iedereen duidelijk zijn, dat diakenen - evenals overigens ouderlingen - altijd lidmaten van de kerk dienen te zijn, hetgeen nu als een bijzonderheid wordt gepresenteerd (p. 13). Het zou bovendien de auteur de mogelijkheid hebben gegeven bij de beschrijving van de verschillende soorten archiefbescheiden hier naar te verwijzen. Wanneer de onderzoeker inzicht heeft in de gang van zaken in kerkeraad en diaconie, weet hij welke gegevens hij in bepaalde archiefstuk ken kan vinden en welke niet. Bovendien kan hij dan gemakkelijker de weg vinden naar de archieven van controlerende of gecontroleerde instanties. De opzet van het boek noodzaakt de onderzoeker nu om alle beschrijvingen door te lezen of er iets van zijn gading te vinden is. De beschrijvingen van de onderdelen van het archief zijn uitgebreid, het geen met name bij de financiële administratie noodzakelijk is gebleken, en de afbeeldingen geven een aardig beeld van het gepresenteerde archiefmateriaal. Niet helemaal duidelijk is, waarom in sommige gevallen terecht de namen om privacyredenen zijn doorgestreept, maar in andere gevallen niet, terwijl het zelfs gedeeltelijk om latere jaren gaat (vergelijk p. 65 en p. 67 met p. 54). Onderzoekers in Drentse diaconie-archieven weten sinds het boek van de heer Gras verschenen is, beter wat er in die archieven te vinden is. Hopelijk maken ze gebruik van die informatie en vinden ze hun weg in deze archieven, want het is een rijke bron van informatie op vele terreinen, waarin het onder zoek nog maar net begonnen is. Noten 1 p.m.m.klep, 'Bronnencommentaren: een ge schikte nadere toegang?' in: Nederlands Ar chievenblad 85 (1981) 389. 2 Ibidem, 389, 390. M. van Driel e.a. red., Bronnencommentaren. Bundel voorbeelden van toelichtingen bij de M. Bruggeman 19e en 20e eeuwse bronnen, samengesteld ten behoeve van de Studiedag van de Vereniging van Archivarissen in Nederland op 5 november 1981 te 's-Gravenhage. Arnhem-Nijmegen, 1981 (niet in de handel). 3 gras, Diaconie-archieven als bron, 3. 4 Ibidem, 13. 354 Een nieuw gebouw voor het Rijksarchief in Luik Het gebeurt niet vaak dat er, op slechts enkele kilometers van Nederlands uit 1839-1843 daterende staatsgrenzen, een geheel nieuw archiefgebouw tot stand komt. Op zich al voldoende reden om er in dit vakblad enige aandacht aan te besteden, te meer daar het Luikse rijksarchief, waar onder andere de centrale overheidsarchieven van het prinsdom Luik berusten, alsmede delen van de ar chieven van de voormalige bisdommen Luik,1 van wezenlijk belang is voor de geschiedenis van grote delen van Nederland. Voor de vaste bezoekers, waar toe ondergetekende zich ook mag rekenen, is de nieuwbouw méér dan een sim pele verbetering; het is zo iets als de plotselinge overgang van Dante's Inferno naar diens Paradiso. Sinds bijna tweehonderd jaar bestaat er in Luik een rijksarchiefdienst. Zo als in alle départements réunis werd ook in Luik, als hoofdstad van het depar tement van de Ourthe, in de Franse tijd een openbare archiefdienst opgericht, en wel bij decreet van 5 Brumaire van het jaar 5 (26 oktober 1796). Deze werd ondergebracht in een vleugel van het voormalige prinsbisschoppelijk paleis, he den Paleis van Justitie, en bleef daar bijna anderhalve eeuw. In het begin van de twintigste eeuw, toen er steeds meer archieven uit de Franse tijd en negentiende-eeuwse archieven binnenkwamen, ontstond er een nijpend ruim tegebrek. In 1931 verhuisde het Rijksarchief naar de rue Pouplin, waar het voormalig station Jonfosse dunnetjes werd aangepast, uiteraard zonder eisenpakket vanuit het archief, zonder overleg met de archivaris en zonder rekening te houden met de hoofdregels van een gezond depotbeheer: een te zwakke fundering, geen mo gelijkheden tot uitbreiding van het depot, geen mogelijkheid tot klimaatbeheer sing en stofwering in het depot, waar bovendien door de grote raampartijen zonlicht en uv-stralen vrij spel hadden. Dit alles beloofde weinig goeds voor de toekomst, en de situatie verergerde dan ook van jaar tot jaarTot overmaat van ramp was het gebouw in zijn opzet al onpraktisch: het bestond namelijk uit twee depots, gelegen aan beide zijden van de spoorweg en verbonden via een ondergrondse gang. Vanwege de lange loopafstanden en het veelvuldig trap pen beklimmen, vereiste deze toestand van de studiezaalbedienden een goede lichamelijke conditie, en van de studiezaalbezoeker enig geduld. Een lift was slechts aanwezig in het hoofdgebouw. Op 24 december 1944 bombardeerde de Luftwaffe het Luikse spoorwegen net. Het rijksarchief werd het slachtoffer van zijn behuizing in een voormalig goederenstation: een voltreffer kwam op het depot terecht, waardoor niet al leen een gedeelte van het daar bewaarde archief vernietigd werd, maar ook al- 355

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 32