weiéri?ïntr*Xió;r t hetwt dat 8e™d» da« h=™ bronnen, met name boÏÏinve^^ beschikbare zeker voor de achttiende en de negentiende^ ™derzoek. Dit geldt zestiende en de zeventiende eeuw n uw> ln mindere mate voor de schikbaarheid van de bron te groot aa™°0rzljn de verschillen per regio in be- riële cultuur zoals afbeeldingen muse n,Inf°rmatiebronnen voor de mate- zijn weliswaar belangrijk maar bun enquêtes en vragenlijsten en zullen daardoor 1 Vaa K°°lber^ *perkt karakter zijn. Uit het overzicht v v meeste gevallen aanvullend van voltooien van ee^boede Jo 1" dat het °qZettea beschikken over een computer en d kIemi«heid is- Naast het feit dat het 'fiche-tijdperk' was he^voe een - bet monnikenwerk-is het onderzoek ondaT °nderzoek helemaal een beidsintensief. De archiefselectie vergt veel kennTs en tHd' Al6'6" beh°°rIijk ar" ring geen bruikbare ingang bestaat diene u bJ0-AIs er voor de opspo- troleerd te worden FennLi t mogelijke vindplaatsen gecon- getoetst en geselecteerd te worfe^ EeTbtT"? °P bruikbaarheid betrekking tot de representativiteit d t n a oudeIlJk Probleem met groepen zijn mindTt^ÏZl T VM bevolki„8s- gere in J v„o dZV""""" gMmn da" d= trekking tot volledigheid en wn H h'"i eme" opse,ost te worden met be- gebruikte woorden te kennen de verschillende^ 4"-~ da van elkaar te onderscheiden Daarn f t, dehomoniemen en synoniemen maal in de computer is^evoerd 'T °m' 3,S de b°edel een" voorbeeld een koffiepot en een koff^t £rScheid meer te hebben tussen bij- in de bestanden herkenbaar te blijven m iocïooTb"'^311 di6m Z°danig kannen op het scherm of de uitdraai te ver t °PVraag V3n koffie- te werken vanuit een zeer goed gtform.torfc q' n0<Kbakeli'k 'en, zou kunnen impliceren dat allee h 'r "if"" de dlrekle vraagstelling val- te worden. alleeeb™.kte boedels hierop nagelezen dienen de knop voor een stroom itn^slante'gegev"31' SPreke" één druk oq handelt in een apart hoofdstuk het eeh f Z°rgen' Van Ko°lbergen be- beeld van opzet en be^g van een°irSchot aIs voor- interessant is om te zien hoe biivnn h °m £rZOe Los van het feit dat het zeer eeuw Oirschot veroverde geeft Van Koolb d£ achttiende 350 houding van de gebruikersgroepen, acceptatie, innovatie etc. Hiermee is ove rigens wel het moeilijkste gedeelte van het gehele onderzoek bereikt: de inter pretatie van de ingevoerde gegevens. De onderzoeker die bij zijn onderzoek gebruik wil gaan maken van boedel inventarissen moet weten waar hij/zij aan begint. Ook voor het verkrijgen van de wetenschap van het betrekkelijk eenvoudige gegeven wanneer de vork in een bepaalde regio geïntroduceerd werd, moet het hele bovenbeschreven pro ces doorgewerkt worden. Zelfs bij een zeer concrete vraagstelling en een dui delijke begrenzing van onderzoeksgebied en tijdsperiode blijft het onderzoek arbeidsintensief. Het is voor mij dan ook de vraag in hoeverre een dergelijk onderzoek voor de individuele onderzoeker, zowel vakhistoricus als amateur historicus, lonend is gezien de benodigde tijdsinvestering. Het lijkt een onder zoek dat voorbehouden blijft aan de professionele instituten met een behoor lijk apparaat achter zich. De individuele onderzoeker zou zeer gebaat zijn bij de toegankelijkheid van de onderzoeksgegevens van deze instituten voor derden. Anderzijds geeft de publicatie van Van Koolbergen een prachtige introduk- tie op het onderzoek naar de materiële cultuur. In die zin beantwoordt het pre cies aan de doelstelling van de serie. Bijzonder handig is de aan de publikatie toegevoegde handwijzer. Hierin is opgenomen een overzicht van de voor het onderzoek benodigde archieven van de hand van F. R. H. Smit, de vindplaat sen van afbeeldingen en voorwerpen, een uitgebreid literatuuroverzicht, een bibliografie samengesteld door E. Doelman en tenslotte een overzicht van de vindplaatsen van volkskundige of dialectologische enquêtes die bij het onder zoek betrokken kunnen worden. Van Koolbergen toont met deze publikatie op overtuigende wijze het nut van onderzoek naar de materiële cultuur aan. Het biedt voor menig onderzoe ker tevens een prima oriëntatie. Het is te hopen dat het onderzoek naar de ma teriële cultuur breed ingang vindt. De publikatie van Van Koolbergen vormt daartoe zeker een aanzet. Peter Schonewille Drents Museum, Assen Delikt en delinkwent H. A. Diederiks, S. Faber, A. H. Huussen jr., Strafrecht en criminaliteit. Ca hiers voor Lokale en Regionale Geschiedenis. Zutphen, 1988. In 1973 ging de Werkgroep Strafrechtsgeschiedenis van start. Onder de man nen van dit eerste uur waren Diederiks, Faber en Huussen. Het illuster genoot schap is ondanks zijn naamgeving vooral een los verband (gebleven) van per sonen, die studie maken van het optreden of niet-optreden van de overheid tegen sociaal afwijkend gedrag van 1600 tot heden. Van hun 'items' vallen bij voorbeeld te noemen hekserij, homoseksualiteit, krankzinnigheid en hoererij. De leden van de Werkgroep behoren tot disciplines, die variëren van 'steile' juristerij tot geschiedenis, sociologie, criminologie, demografie, sociale geo grafie, psychologie en antropologie. Strafrecht en criminaliteit moet men nu 351

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 30