redenen zouden moeten zijn waarom in Amerika (waar zo'n traditie ontbreekt)
lokale archieven er slechter aan toe zouden moeten zijn dan bijvoorbeeld Staats
archieven. Vergeleken echter met de nationale of staatsarchieven hebben de
lokale archieven een immense achterstand. De reden daarvoor is wat duister,
maar een feit is dat het zwakke lokale archiefwezen een serieus probleem is.
De archieven van lokale besturen zijn vaak zeer wanordelijk en niet toeganke
lijk voor de burger. Historische gegevens zijn verspreid over allerlei verschil
lende particuliere archiefbewaarplaatsen in het land vaak ver van de plaats waar
ze opgemaakt zijn. Het is dan ook moeilijk de inwoners te interesseren voor
plaatselijke archieven of ze ervoor te laten betalen. Ook al staan plaatselijke
archieven het dichtst bij de mensen, men moet er wel het nut en de waarde
van kunnen inzien. In principe zou publieke belangstelling op grote schaal voor
deze archieven makkelijker verkregen moeten kunnen worden dan voor staats-
of nationale archieven. Lokale archieven zijn de basis van de archiefpyrami-
de. Het uiterste moet gedaan worden om een solide basis te creëren.
Het is verbazend dat de verantwoordelijkheid voor de lokale archieven be
schouwd wordt als een taak van de staatsarchieven.5 Deze zouden de leiden
de rol moeten aanvaarden en de archiefwetgeving zou op staatsniveau versterkt
moeten worden. Maar is dit niet slechts één kant van de medaille? Juist op
lokaal niveau zouden plaatselijke historische verenigingen en dergelijke gemo
biliseerd en gebruikt kunnen worden. Wanneer de plaatselijke overheid haar
archieven verwaarloost en haar verantwoordelijkheid niet draagt, waarom zou
den plaatselijke historische verenigingen dan niet hetzelfde kunnen doen als
de Historical Societies voorheen op staatsniveau hebben gedaan?
Wanneer de aandacht niet gericht kan worden op de archieven op lokaal ni
veau, dan lijkt mij de toekomst voor archieven in zijn algemeenheid somber.
De historische en culturele functie zal er onder lijden. De bestuurlijke noncha
lance is groot en stelt allerlei soorten particuliere bewaarplaatsen in staat ar
chieven te verzamelen ongeacht hun herkomst. Deze papieren worden 'ontwor
teld', worden studieobjecten van onderzoekers/maar dienen niet meer als
historisch bewijsmateriaal voor de maatschappij waaruit zij voortkomen en waar
de burgers waarschijnlijk trots op zouden zijn. De emotionele functie wordt
verwaarloosd en ongebruikt gelaten. Gezien de Europese ervaring mag er twij
fel zijn of het nu in de vs en Canada gekozen beleid om de lokale en regionale
archieven te versterken succesvol zal zijn. In Europa kunnen de lokale archie
ven zeer goed werken wanneer ze niet beperkt worden tot overheidsarchieven,
maar ook particuliere archieven binnenhalen en zo het verleden van de streek
bewaren. Het behoud van alleen overheidsarchieven zal bij de burgers niet veel
steun ondervinden, dat van allerlei historisch materiaal waarschijnlijk wel en
de combinatie van deze twee maakt een betere kans op brede steun.
Het Noordamerikaanse beleid, gericht op stimulering van particuliere or
ganisaties, ondernemingen en personen om voor hun eigen archieven te zor
gen, dient dit idee echter niet. Grote bedrijven, universiteiten en dergelijke kun
nen het misschien wel, maar kleinere organisaties kunnen het zich niet
veroorloven, doen het niet of doen het slecht. En waar belanden deze archie
ven na hun functie verloren te hebben? Moeten de overheidsarchieven niet pro
beren ze te redden, eventueel door tegen betaling faciliteiten aan te bieden?
Het zou de plaatselijke archiefdiensten versterken en de mogelijkheden voor
historisch onderzoek verbeteren. Het zou ook tot de ontwikkeling van een
macro-selectiebeleid kunnen leiden.
4
Opleiding en vorming
Eén van de belangrijkste verschillen tussen Europa en Noord-Amerika is de
opleiding van archivarissen. In vele Europese landen zijn opleidingen (hoewel
niet overal), maar er is een grote verscheidenheid: universitair, intern, cursus
sen door verenigingen gegeven, workshops en onafhankelijke archiefopleidingen
met studieprogramma's van één tot drie jaar. In veel landen is een diploma
of een examen verplicht om archivaris in een overheidsarchief te kunnen wor
den. Opleiding bestaat uit verwerving van kennis en vaardigheden. De oplei
ding in Amerika richt zich voornamelijk op vaardigheden. Men leert de tech
nische vaardigheden om met archieven te kunnen omgaan, door middel van
korte cursussen aan de universiteit in het kader van de geschiedenisstudie of
bibliotheekscholen of door middel van workshops. Het resultaat is een histo
ricus of bibliothecaris die opgeleid is voor archivistisch werk, het resulteert
niet in opgeleide archivarissen. Vele Amerikaanse 'archivarissen' voelen zich
zelf inderdaad ook geen archivaris. Alleen zij die langer in een bewaarplaats
werken, worden in hun geest en gedrag archivaris. Een afzonderlijke oplei
ding of cursus met een duidelijk programma volgens landelijke normen zal
kunnen zorgen voor archivarissen pursang. Dit heeft een tweeledig effect: het
geeft de archivaris meer zelfvertrouwen esprit de corps) en het verbetert de
houding van bestuurders ten opzichte van de archivaris. Deze zullen zich de
kwaliteiten van de archivaris bewust worden en ook de prijs die zij voor hen
moeten betalen. Het succes van de archiefcursus aan de University of British
Columbia (Canada) bewijst dit naar mijn mening. De pogingen van de Socie
ty of American Archivists voor een certification zijn prijzenswaardig en zul
len hopelijk het gewenste resultaat behalen. Toch zal dat vooral afhangen van
de houding van archiefdirecteuren in de openbare en particuliere sector. Zij
kunnen beslissen alleen certified archivarissen aan te nemen of hun medewer
kers naar opleidingen sturen, of certification negeren.
De bevordering van de standaardisatie is een derde functie van een archief-
school. Dit aspect is ook een zwakke plek in het Amerikaanse archiefwezen
in vergelijking met het Europese systeem. Ook in Europa zijn geen algemeen
aanvaarde regels, behalve het respect des fonds. De meeste landen hebben hun
eigen normen, die echter wel aanvaard zijn in de eigen archiefwereld. De Ame
rikaanse archivarissen klagen over het gebrek aan archivistische regels en richt
lijnen. Toch zijn er waarschijnlijk minstens zoveel goede handboeken, studies
en artikelen beschikbaar in de vs en Canada als in Europa, zeker gezien de
beperkingen die de verschillende Europese talen met zich meebrengen. Het aan
tal boeken betreffende de archivistische theorie en praktijk, dat in Amerika
de laatste jaren verschijnt, is indrukwekkend.
Er is dan ook geen gebrek aan regels en richtlijnen, maar een verbazingwek
kend gebrek aan acceptatie en gebruik ervan, omdat het gezag ontbreekt. Het
is moeilijk te begrijpen waarom de National Archives en de staatsarchieven
342
343