Het exterieur en interieur van de Leninbibliotheek in Moskou.
Izdateljstvo, 'Roesskij Jazijk', Moskou 1977.
onderschrijft, krachtens welke alle archiefstukken nationaal bezit zijn, moet
men ook accepteren dat er een hoogste orgaan is, dat een onafhankelijke posi
tie inneemt ten opzichte van de afzonderlijke departementen en instellingen.
Zo n hoogste orgaan moet volgens Bolchowitinov ressorteren onder de Mi
nisterraad van de USSR, of beter nog, onder de Opperste Sovjet van de ussr.
330
Terugkeer naar Lenin
De derde reactie is van W.P. Kozlov, wetenschappelijk secretaris van de afde
ling Geschiedenis van de Akademie van Wetenschappen van de USSR. Hij
zwaait de Literatoernaja Gazeta lof toe voor het feit, dat ze al vele jaren aan
dacht schenkt aan de stand van zaken in de onbekende uithoek van de maat
schappij, die het archiefwezen is.
Kern van het betoog van Zjitomirskaja is volgens hem de noodzaak van een
juridische basis voor de perestrojka in het archiefwezen. In feite gaat het ech
ter om een terugkeer naar de Leninistische principes inzake de structuur van
het archiefwezen, zoals die afgekondigd zijn in het dekreet van de Raad van
Volkscommissarissen van 1 juni 1918. Een dekreet dat in de ware zin van het
woord door enkele generaties archivarissen is bevochten. De grote handicap
van het vóórrevolutionaire archiefwezen was, dat het maatschappelijk geheu
gen, vastgelegd in de archiefstukken, eigendom was van de departementen.
Lenins decreet maakte daarmee korte metten: 'Alle archieven van regerings
instanties worden opgeheven als departementale instellingen. Hun documen
ten vormen samen het Staatsarchiefbestand. Wie documenten vernietigt zon
der toestemming van de Hoofddirectie van het archiefwezen moet zich voor
het gerecht verantwoorden.' 'Ten behoeve van een beter wetenschappelijk ge
bruik, voor het gemak van de bewaring en ter besparing van kosten moeten
de afzonderlijke delen van het Staatsarchieffonds zoveel mogelijk worden ver
enigd naar het principe van centralisatie van het archiefwezen.' De bepalingen
waren goed, maar de toepassing was anders. De Sovjet-Unie kent tegenwoor
dig een wijdvertakt net van centrale staatsarchieven (op Unie- en Republieks
niveau), maar de situatie lijkt in menig opzicht weliswaar niet in de vorm,
maar wel in de essentie op die van vóór de revolutie: de departementen heb
ben het voor het zeggen als het gaat over de selectie, de bewaring en het ge
bruik van het Staatsarchieffonds. Hier zit volgens Kozlov de belangrijkste hin
dernis voor de hervorming van het archiefwezen.
Iedere Sovjet-burger moet, althans na verloop van een bepaalde termijn,
elk archiefstuk in handen kunnen krijgen, voor zover het geen staatsgeheimen
betreft. Die termijn moet bij wet worden vastgelegd. Dat voorkomt situaties
als die van een bekend historicus, die bezig is met de voorbereiding van een
publikatie over 'De industrie en de werkende klasse in de ussr, 1946-1975',
maar geen inzage kan krijgen van stukken van 'Gosplan'8, ofschoon die al be
rusten in het staatsarchief. Het archief wil ze wel ter inzage geven, maar
'Gosplan' heeft er zijn veto over uitgesproken.
Kozlov begrijpt de ergernis van Zjitomirskaja over een van de varianten van
de ontwerp-Archiefwet USSR, waarin de bestaande toestand zelfs wordt be
vestigd en die de wet zelf degradeert tot een soort departementale oekaze. In
die variant staat van alles over de verantwoordelijkheid van de gebruikers en
worden hun rechten zowat vergeten, onder andere dat op volledige informa
tie. Maar met geen woord wordt gerept over de verantwoordelijkheid van de
archivarissen voor het ontsluiten van informatie.
Kortgeleden heeft 'Glavarchiv' de historische afdeling van de Akademie van
Wetenschappen van de ussr een nieuwe variant van de Archiefwet voorge
legd, die zich in deze cruciale kwesties nauwelijks onderscheidt van de vorige.
331