de archiefinspecties nog onvoldoende samenwerken. Wat de een in een pro vincie als beleid uitvoert, hoeft niet met dat van de andere provincies overeen te stemmen. Het landelijk inspectieoverleg is zoals gezegd in deze vrijblijvend. Overigens mag men daarbij niet uit het oog verliezen dat bepaalde werkme thoden voorlopig niet uniform kunnen zijn, omdat eenvoudigweg de 'menta liteit' of de bestuurscultuur anders kan zijn dan in een naburige provincie. Het gevoel voor archieven en archiefzorg-zowel voor oud (historie/emotioneel) als nieuw (management) archief - is in de ene provincie duidelijker aanwezig dan in de andere. Met het oog op de gesignaleerde problemen en de nieuwe ontwikkelingen zou het bijzonder nuttig zijn om, in het verlengde van de kanttekeningen van Caminada en anderen en tegen het licht van de nieuwe Archiefwet, 'archiefin spectie' in zijn algemeenheid onder de loupe te nemen en enige theorievorming hierover te doen plaatsvinden. Welke consequenties kan een en ander (op ter mijn) voor de taakinhoud en -uitvoering van de inspecties hebben? En zijn er mogelijkheden voor samenwerking (bijvoorbeeld op basis van de Wet gemeen schappelijke regelingen, ipo, een centraal bureau), bundeling en specialisering (aandachtsgebieden)?9 Hoe het ook zij, het is tijd geworden om nader bij de plaats en functie van de hedendaagse en toekomstige archiefinspectie stil te staan, en naar bevind van zaken te handelen. Nawoord van I. Caminada De redactie van het nab heeft mij gevraagd of ik behoefte heb aan het geven van een reactie op de bijdrage van P.J. Margry. Ik zal niet ontkennen dat het zin kan hebben om over vaktechnische aangelegenheden te polemiseren. In dit geval evenwel lijkt mij daartoe onvoldoende aanleiding. In een geleidebriefje bij de toezending van de concept-tekst van zijn artikel liet de heer Margry mij weten dat hij van zijn kant niet uit is op een polemiek. Of hij dat bedoelde als verontschuldiging voor de toonzetting van sommige passages in zijn bij drage laat ik in het midden. Ik vind dat zijn bijdrage ook niet wezenlijk pole miserend van aard is. De toon lijkt mij hier en daar meer gekozen ter wille van de eigen achterban. Inhoudelijk onderschrijft hij vele van de door mij aan gedragen argumenten. Waar wij wel van mening verschillen respecteer ik dat en acht ik de lezer van het nab (en de bundel Voor burger en bestuur) heel wel in staat om zich zelf een oordeel te vormen. Bij een polemiek lijkt het mij bovendien bevorderlijk dat je het over hetzelfde onderwerp hebt. Dat nu is maar zeer ten dele het geval. De heer Margry richt zijn pijlen meer op de toe komstige archiefwetgeving dan op de analyse van twintig jaren archiefinspec ties. En juist over die analyse kan ik in zijn bijdrage, ondanks inleidende zin nen die tot het tegendeel zouden moeten leiden, niet zoveel beargumenteerde meningsverschillen ontdekken. Het belangrijkst vind ik dat mijn bijdrage in de bundel Voor burgeren bestuur kennelijk heeft geleid tot een discussie over de provinciale archiefinspecties, een discussie die lange tijd niet op gang te krij gen was. Ik ben dan ook zeer verheugd, dat medio 1990 een symposium over de taak en de plaats van de provinciale archiefinspecties zal worden georgani seerd. Bij die gelegenheid zal ik graag mijn visie geven op de toekomstige rol van het provinciale toezicht op de archiefzorg. 320 Noten 1 Geschreven op persoonlijke titel, maar met in stemming van het Landelijk overleg van pro vinciale archiefinspecties; met dank aan drs. J. Dijkstra en drs. A.J.M. den Teuling voor hun opmerkingen. 2 I.W.L.A. Caminada, 'De Archiefwet 1962 en 20 jaar provinciale archiefinspecties 1968- 1988', in: Voor burger en bestuur, twintig jaar Nederlands archiefwezen 1968-1988 (Hilver sum, Verloren, 1988) 77-91. 3 Ibidem, 78. 4 Dat het effect van de wettelijke bepalingen-in casu de verplichte aanstelling van een inspecteur - moeilijk valt te meten, zoals wordt gesteld, kan alleen maar worden beaamd. Het betekent echter niet dat er niets is gebeurd. Im mers ook hier doet de vergelijking met de rest van het archiefwezen opgeld: zelfs de beleids nota van een van Neerlands meest voorlijke en in kengetallen uitgedrukte stadsarchieven kon de plaatselijke commissie cultuur nog niet echt overtuigen: de resultaten ervan kon men niet vaststellen. Niettemin zijn er wel degelijk enige toetsingscriteria voor de inspecties: toetsen van de plannen voor archiefbewaarplaatsen, aan stelling archiefpersoneel, totstandkomen streek archieven, mate van structurering/functioneren provinciaal archiefwezen, hulp bij organiseren van archiefwerkzaamheden, beleid inzake con servering en restauratie etc. 5 Een van de zwakke punten in het concept voorontwerp van maart 1989, maar de van schaarde zich aan de zijde van de provinciale archiefinspecteurs op haar vergadering van 24 mei 1989. 6 Caminada, 'Archiefwet', 83. 7 De Kring van Archivarissen in Noord-Brabant heeft onlangs vanuit dat oogpunt een beroep op de Brabantse archiefinspectie gedaan om als een soort officieus meld- en coördinatiepunt te willen fungeren. 8 Een veel gehoorde klacht is dat niet iedere in spectie alle ontwikkelingen bij kan houden en dat er behoefte aan een zekere specialisatie (aandachtsgebieden) ontstaat. De gezamenlijke inspecties zouden zich door middel van specia lisering en taakverdeling aanzienlijk beter kun nen profileren. Zeker gezien de neiging van de provinciale besturen om zo gauw het enigszins mogelijk is de inspectie 'uit te kleden' of de in specteur in deeltijd aan te stellen. 9 De rijksarchiefinspectie (in de provincies) en de lokale inspecteurs zouden ook hierbij betrok ken kunnen worden. Het feit dat er verschillen de toezichtlagen zijn, maakt het beeld van 'de archiefinspectie' er niet duidelijker en efficiën ter op. In het algemeen zou het goed zijn als er ook voor de 'buitenwacht' een eenduidiger beeld en beleid ontstaat. Summary An article about the provincial archive inspection during the period 1968-1988 and the appearance of a draft-text for a new Public Records Act, urged the author to give his opinion on the provincial supervision on the muncipal re cords management. The archive inspection is subject to changes. A closer look and discussion on work and tasks of the inspection is necessary, as well as in vestigations in the possibilities of cooperation. 321

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1990 | | pagina 15