de kracht van de niet-erfelijke landsheer dan van het gebrek aan samenhang tussen de drie leden van de Staten zelf. Eerst in het vierde kwart van de zestiende eeuw komen de Utrechtse Staten na het Habsburgers-Spaanse juk te hebben afgeworpen geheel tot hun waarde: als dragers van de soevereiniteit waren ze in staat bestuur en wetgeving zelf te domineren. Zoals uit de in deze inventaris beschreven archivalia blijkt opereerden de Staten voor 1581 in feite slechts op drie terreinen. De hen toekomende compe tentie van het toekennen van beden en de toename van de frekwentie waarmee de landsheer hiervoor met name sinds het einde van de vijftiende eeuw zich tot de Staten moest wenden vergrootte niet alleen de bevoegdheden van dit instituut ten aanzien van de fiscaliteit, maar evenzeer ten aanzien van de ge westelijke en sedert 1528 van de bovengewestelijke politiek. Naast de politieke taken en het beheer van de gewestelijke financiën waren de Staten betrokken bij waterstaatsaangelegenheden, hoewel met betrekking tot deze taak betrek kelijk weinig archivalia bewaard zijn gebleven. De inventaris telt 130 pagina s en de 762 beschrijvingen worden afgesloten met een viertal bijlagen bevatten de de namen van de Utrechtse landsheren sedert 1371de landvoogden en stad houders sedert 1528-1529 en de secretarissen van de Staten sedert eind veer tiende eeuw. SM-D j.a.m.y.bos-rops, Inventaris van het archief van de familie Heeieman van Zuydtwyck, 1360-1880. 's-Gravenhage, 1987. Rijksarchieven in Holland, in ventarisreeks 50. Soms verschijnen er prachtige inventarissen van prachtige archieven. Dat is zonder meer het geval met de vijftigste inventaris, die verscheen in de reeks van de Rijksarchieven in Holland. Mevrouw Bos-Rops heeft in 2684 inventa risnummers het complete archief van de familie Heereman op overzichtelijke wijze toegankelijk gemaakt en laten zien dat door middel van een uitstekende inleiding voorzien van een uitgebreide literatuurlijst, afzonderlijke genealogi sche tabellen, een lijst van kaarten en een index van maar liefst 80 pagina s een inventaris veel meer kan zijn dan een aantal feitelijke beschrijvingen op een rijtje. Alleen al het feit dat de inhoudsopgave 23 pagina's in beslag neemt sugge reert iets over de omvang en de rijkdom van het hier beschreven archief van een familietak die aanvangt met Marij Heeremansdochter, die bij haar over lijden in 1588 onder meer onroerend goed in Amsterdam, Sloten en Woerden naliet. Door het huwelijk van haar zoon Heereman in 1552 met Jacoba Ja- cobsdochter Bam raakte de familie verwant aan een aantal aanzienlijke Amster damse families, die tot aan het einde van de zestiende eeuw een rol in het stads bestuur speelden. Vervolgens raakten de Heeremans vermoedelijk via de geldhandel in steeds beter doen. Het fortuin werd belegd in onroerend goed en ter bevestiging van een en ander kwam daar de koop in 1656 van de heer lijkheid Zuydtwyck bij Boskoop nog bijAan het begin van de achttiende eeuw werd de band met Amsterdam verbroken en kwamen de meeste Heeremans 278 terecht in de universiteitsstad Utrecht. Vandaar vertrok Frederik Jacob (1663- 1745), die èn in de familie èn in het archief als sleutelfiguur aangemerkt kan worden, naar Roermond. Via zijn tweede huwelijk en wel met Elisabeth Ca- tharina van Scherpenzeel in 1702 kwam er niet alleen Gelders blauw bloed in de familie, maar zou ook de nalatenschap De Wael van Vronesteyn/Van Scher penzeel met de huizen en heerlijkheden Dever, Lisse, Vronesteyn en Rumpt in Heeremanhanden terecht komen. De verwerving van de heerlijkheid Cor- tenhoef en de hoge heerlijkheid het Gein en Oudegein waren daar in respectie velijk 1701 en 1702 aan voorafgegaan. De familie kwam in de negentiende eeuw deels in Munster en Keulen terecht en raakte door de verkoop van in Holland gelegen goederen in 1818 verwijderd van de bakermatAndere verkopen volg den. Slechts bezittingen te Blokland, Woerden, Bodegraven en Lisse bleven tot het einde van de tweede wereldoorlog in familiebezit. Het is onbegonnen werk alle 51 aanverwante families, die hun sporen in het archief nagelaten heb ben, hier op te sommen. Genoemd worden slechts de geslachten Bam, Occo, Blunningh, Boelens, Vastert, Van Swieten, Ramp, Van der Goes, Van Wins- sen, Van Amstel van Mijnden en Van Voorst. Voor het archief is het een gelukkige zaak geweest dat op diverse momenten slechts één mannelijke nakomeling overbleef om het geslacht voort te zetten. Het aldus redelijk bijeengehouden archief van de katholiek gebleven familie kreeg in 1789 in de persoon van de Fransiscaner monnik Nikolaus Kindlinger zijn eerste inventarisator, die echter de Nederlandse stukken slechts ten dele beschreef. Hiermee heeft de inventarisatie, die een geschiedenis op zich vormt, een aanvang genomen, die sedert de overbrenging naar Den Haag in 1929 werd geïntensiveerd. Aan het beheer van het archief zijn namen verbonden als die van mevrouw mr. Prins, mr. Van Campen, G. Staderman, drs. Fox en last but not least mevrouw drs. Bos. De inventaris is uitgegeven in twee banden. SM-D r. M. benata hengstmengel-koopmans, Inventaris van de archieven van de Latijnse School, sedert 1838 het Stedelijk Gymnasium te Leiden, 1739-1982 (1984). Leiden, 1988. Leidse inventarissen 5. In 1980 inventariseerde mevrouw Hengstmengel het archief van de Latijnse School/het Stedelijk Gymnasium, dat toen een omvang van 5 mAangezien het archief nog niet compleet was bleef uitgave van de inventaris vooralsnog achterwege. En op de school zelf èn op de afdeling onderwijs van de gemeen tesecretarie bleek nog zoveel materiaal aanwezig te zijn dat het archief - eenmaal met deze verspreide archivalia aangevuld in omvang verdrievoudigde. Hoewel de school kan bogen op een respectabele ouderdom (wanneer werd zij gesticht, op wiens initiatief en voor welke categorie leerlingen?) neemt het archief van de rector eerst in 1739 een aanvang. Het voornaamste dat uit de tijd van de Latijnse School bewaard is gebleven, zijn de registers met de na men van rectoren, onderwijzend personeel en leerlingen vanaf circa 1534. Pas vanaf de omzetting van de school in een Stedelijk Gymnasium in 1838 hebben de rectoren hun archief kennelijk redelijk goed beheerd. Voor de periode 1838 279

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 42