bestuur van deze academies in handen gelegd van colleges van curatoren, die
bij de invoering in 1876 van de Wet op het Hoger Onderwijs in hun taken ble
ven gehandhaafd. Ook bij de omvorming van de Utrechtse academie cq hoge
school in de Rijksuniversiteit Utrecht veranderde hierin niets. Eerst de invoe
ring van de Wet op de Universitaire Bestuurshervorming in 1972 betekende
het einde van het college. Het door Van Kalveen geïnventariseerde archief sluit
af met 1954 en strekt zich aldus uit over het gehele archief van de curatoren
voorzover zich dat in het Rijksarchief bevindt. Het archief is vrij volledig be
waard gebleven en de inventaris geeft mede dankzij de inzichtelijke indeling
en de heldere beschrijvingen een duidelijke kijk op de bevoegdheden en taken
van dit universitaire bestuurscollege.
Het college hield zich onder voorzitterschap van de presidentcurator en bij
gestaan door een secretaris in ambtelijk dienst bezig met een groot scala aan
werkzaamheden: naast de zorg voor de naleving van wetten en besluiten-
waaronder het tijdig opstellen en indienen van begrotingen en jaarverslagen -
waren de curatoren verantwoordelijk voor financieel beheer, toezicht op het
onderwijs, beheer van gebouwen, collecties en apparatuur en het contact met
de besturen van andere universiteiten alsmede de regering. De belangrijkste
taak lag echter op het terrein van personeelszaken waarbij in de eerste plaats
gedacht moet worden aan de (voordracht tot) benoeming van hoogleraren en
lectoren, die overigens hun leerprogramma's ter goedkeuring aan de curato
ren dienden te overleggen, alsmede die der overige ambtenaren onder wie bi
bliothecaris van de UB, de pedel en de hortulanus, het verplegend personeel
van de klinieken etcetera. Het behoeft geen verbazing te wekken dat een groot
deel van het in deze inventaris beschreven archief van curatoren, alsmede de
archieven van diverse universitaire fondsen betrekking heeft juist op de perso
nele aangelegenheden.
De zorg voor het archief was vanaf het begin opgedragen aan de secretaris,
die onder meer belast was met het jaarlijks vervaardigen van alfabetische indi
ces op de notulen en van agenda's op de in banden chronologisch bijeenge
houden reeks ingekomen en minuten van verzonden stukken. In 1911 werd
een onderwerpsgewijze ordening ingevoerd.
Mede door het eveneens opgenomen archief van de zuiveringscommissie,
die speciaal voor de Utrechtse universiteit in 1945 in het leven werd geroepen,
zal deze uitstekend verzorgde inventaris in de toekomst velen een nuttige dienst
bewijzen.
m.roskes, Inventaris van de archieven van het Historisch Genootschap ge
vestigd te Utrecht, 1845-1969, en het Nederlands Comité voor Geschiedkun
dige Wetenschappen, 1928-1969. Utrecht, 1987. Inventarisreeks van het Rijks
archief Utrecht 62.
In 1842 nam de Utrechtse oud-burgemeester jhr. H. M. A. J. van Asch van
Wijck het initiatief tot de oprichting van het Oudheidkundige Gezelschap met
als doel het bijeenbrengen van een historische bibliotheek en het totstandbrengen
276
van een kring van actieve geschiedbeoefenaren. De bibliotheek kwam er, maar
voor de rest sorteerde het initiatief weinig effect, wat voor een aantal leden
reden was om in 1845 het Historisch Gezelschap op te richten. Door gebrek
aan materiaal is er over de eerste jaren van dit gezelschap, dat in 1850 besloot
de naam te wijzigen in Historisch Genootschap, niets bekend. De primaire
doelstelling van het Genootschap, te weten de bevordering van de geschiedbe
oefening, trachtte men vorm te geven door het organiseren van tweewekelijk
se vergaderingen, het publiceren van bronnen, het bijeenbrengen van een histo
rische bibliotheek en het oprichten van een leesgezelschap. De initiatieven van
de besturen van het Historisch Genootschap en het Oudheidkundig Gezelschap
om tot samengaan te komen mondden in 1851 uit in de oprichting van een Oud
heidkundige Sectie, binnen het Historisch Genootschap.
In 1877 bracht het genootschap de boekerij onder bij de bibliotheek van de
Rijksuniversiteit Utrecht, waarmee derden er gebruik van konden gaan ma
ken. In 1967 ging ook het eigendomsrecht via verkoop over op de universiteit.
Naast de archieven van het Historisch Genootschap - waarvan met name
de stukken betreffende onderzoek en publicaties interessant zijn en van een
tweetal daaronder resorterende commissies, beschrijft de inventaris ook het
archief van het Nederlands Comité voor Geschiedkundige Wetenschappen, dat
in 1928 van de grond kwam. Doelstelling was om medewerking te verlenen aan
het Internationaal Comité van Geschiedkundige Wetenschappen en om de ac
tieve geschiedbeoefening te stimuleren. Met het oog op dit laatste gaf het Co
mité onder meer het Repertorium van boeken en tijdschriftartikelen op het
gebied van de geschiedenis van Nederland uit. Ook werd onder auspiciën van
het Comité de Acta Historiae Neerlandica uitgegeven. Degenen die geïnteres
seerd zijn in een volledig overzicht van de door het Historisch Genootschap
en door het Nederlands Comité voor Geschiedkundige Wetenschappen uitge
geven reeksen zij verwezen naar respectievelijk bijlage tv en v en degenen die
door de bomen van publicaties het bos niet meer kunnen zien naar de zeer nut
tige 'Stamboom Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der
Nederlanden' waarmee deze 70 pagina's tellende inventaris afsluit.
A. s. stapel, Inventaris van het archief van de Staten van Utrecht in de lands
heerlijke tijd 1375-1581. Utrecht 58.
Het oudste en tevens bekendste stuk, dat in deze inventaris is beschreven, is
de zogenaamde Stichtse Landsbrief. Het markeert als het ware een belangrij
ke etappe in de verhouding tussen de bisschop-landsheer enerzijds en de drie
standen anderzijds. Deze drie standen waren achtereenvolgens de vijf Utrechtse
collegiale kapittels, de ridderschap en de steden (Utrecht, Amersfoort, Rhe-
nen en Wijk bij Duurstede). Evenals elders ontwikkelde zich uit hun overleg
een Statenvergadering, waar de landsheer steeds minder omheen kon. Met na
me op het punt van de toekenning der beden konden de Staten hun volle ge
wicht in de schaal leggen en trachten daarmee het eigen politieke gewicht te
vergroten. Dat dit niet altijd makkelijk ging is wellicht minder een gevolg van
SM-D
SM-D
277