L. oldersma, Inventaris van het archief van het college van voogden van het
Dr. H. Poptagasthuis teMarssum 1628-1983. Leeuwarden, 1988. Monumenta
Frisica/Fryske Argyfrige 50.
Het Poptaslot in het Friese Marssum in de buurt van Leeuwarden is voor be
zoekers maar beperkt toegankelijk. Aan dat euvel lijdt het daar ooit in de bedstee
bewaarde archief nu gelukkig niet meer. Dr. Hendrik Popta(1635-1712) bouwde
als advocaat bij het Hof van Friesland een klein fortuin op, dat hem niet alleen
in staat stelde om de oude Heringastate in Marssum als zomerverblijf aan te
kopen, maar ook om naast het slot een gasthuis voor behoeftige weduwen en
vrouwen te laten bouwen. De instelling werd tot universeel erfgenaam benoemd
en dankzij een succesvol financieel beheer van de opeenvolgende colleges van
voogden heeft zij haar bestaan tot op de dag van vandaag voortgezet. Popta
had berekend dat er nog geld overbleef voor een door de voogden te beheren
leen (studiefonds) ten behoeve van armlastige studenten.
Het overgrote deel van de stukken heeft betrekking op het beheer van de goe
deren, waartoe ook het ten gerieve van de voogden door Popta aan de instelling
toegevoegde Poptaslot behoorde. Afgezien van de series geven enkele inventa
risnummers informatie over de zorg voor de bewoonsters. De notulen van de
voogden - vanaf 1725 bewaard gebleven zijn in de jaren '50 in opdracht van
de voogden geïndiceerd. Er gelden beperkende bepalingen ten aanzien van de
stukken jonger dan vijftig jaar. Het doet dan wat merkwaardig aan dat in be
schrijvingen van recente, privacy-gevoelige stukken personen met naam en toe
naam worden genoemd. Een beperking tot initialen was hier meer op zijn plaats
geweest.
AP
F. r. c. BURGHARDT, Inventaris van het archief van het burgerlijk bestuur van
de stad Coevorden (1372) 1407-1814 (1855). Rijksarchief in Drenthe, 1988.
Drenthe telt slechts twee steden, te weten Meppel en Coevorden, waarvan de
laatstgenoemde als vestingstad dan ook nog enkele belangrijke inbreuken op
zijn vrijheid moest gedogen. De drost oefende als landsheerlijk ambtenaar het
hoogste militaire en burgerlijke gezag uit en dit bleef zo tot 1795, zij het dat
in de periode van de Republiek de militaire bevoegdheden bij de vestingcom
mandant berustten. Deze was verantwoording verschuldigd aan de Raad van
State. Deze situatie verklaart ook de op het eerste gezicht wat merkwaardige
titel van de inventaris. Het archief was al in 1889 door de toenmalige rijksarchi
varis in Drenthe, mr. Seerp Gratama, van een inventaris voorzien (uitgegeven
in de vroa, 1889). De inleiding geeft een helder overzicht van de bestuurlijke
ontwikkeling van de stad.
De in een aantal beschrijvingen voorkomende vreemde termen (bijvoorbeeld
rochtbrief, burgermoede) hadden overigens wel van enige toelichting mogen
worden voorzien. De voornaamste series van een stadsarchief, de vroedschaps
resoluties en de rekeningen, zijn respectievelijk vanaf 1618 en 1543 bewaard
gebleven.
274
Nuttig en navolgenswaard is de opneming van een bijlage met specificaties van
een aantal inventarisnummers.
AP
r.j. butterman, Inventaris van het archief van de gemeente Cothen 1811-
1947. Cothen, 1988.
Als samenvoeging van de voormalige gerechten Cothen en Dwarsdijk kwam
in 1811 de gemeente Cothen tot stand. Groot was de gemeente niet: in 1815
waren er slechts 521 inwoners. In verband hiermee hing al vanaf het ontstaan
tot aan het begin van de tweede helft van de negentiende eeuw het voortbe
staan aan een zijden draadje tot men in 1851 het aantal van 711 inwoners als
basis voor een afzonderlijke gemeente sterk genoeg vond. Vervolgens verstom
den de discussies over opheffing. Als de inventarisator gelijk krijgt echter niet
meer voor lang, want als één der redenen voor het uitgeven van deze inventaris
noemt hij de onontkoombare opheffing.
In deze kleine gemeente combineerde de burgemeester aanvankelijk zijn pri
maire functie met de ambten van secretaris en ontvanger. In dezelfde periode
vormde het 'college' samen met enkele voorname grondbezitters het Bestuur
van Binnenlandse Lasten, dat met onderhoud en schouw van wegen en water
gangen belast was alsmede met de schouw van kraaie- en eksternesten. Voor
het overige treft men in deze inventaris alles aan wat men normaliter in het
archief van een kleine agrarische gemeente mag verwachten. Met uitzondering
dan misschien van stukken met betrekking tot het oud-archief, want in 1811
begon deze gemeente zonder erfelijke administratieve belasting.
Mede in verband met de omstandigheid dat het grootste gedeelte van het
negentiende-eeuwse archief tot (chronologisch ingedeelde) series is gebonden
heeft de inventarisator de oorspronkelijke orde gehandhaafd met uitzonde
ring van de belastingkohieren, die hij als bijlagen bij de rekening heeft opge
nomen: 'De gedachte hierachter was, dat de gemeente-rekeningen weinig wor
den geraadpleegd als bronnen voor de geschiedenis, en dat de wat vaker
geraadpleegde belastingkohieren de aandacht op de rekeningen zelf en de ove
rige bijlagen kunnen vestigen' (p. tx). De stukken van na 1911die oorspron
kelijk geordend zijn geweest volgens drie verschillende stelsels, zijn alle vol
gens de Basisarchiefcode herordend.
De inventaris is op eenvoudige doch tevens verzorgde wijze uitgegeven.
SM-D
c.a. van kalveen, Inventaris van het archief van het college van curatoren
van de rijksuniversiteit te Utrecht 1815-1954 (1958). Utrecht, 1986. Inventa
risreeks van het Rijksarchief Utrecht 59.
In 1815 werden de Groningse, Leidse en Utrechtse academies aangewezen als
de rijksinstellingen voor hoger academisch onderwijs. Tegelijkertijd werd het
275