in 1972 De archieven van de gewestelijke besturen in Groningen, 1798-1814. Formsma heeft aan de wieg gestaan van het fenomeen 'archiefgids'Door zijn werkzaamheden ter provinciale griffie had hij een goed overzicht gekregen van de Overijsselse archieven en hij verwerkte die gegevens in een archiefgids van Overijssel. De geboorte daarvan vond plaats in een wat onverwachte tijd. 'Ja, die archiefgids was klaar in de oorlogstijd. Het was eigenlijk nog niet de bedoeling dat hij gedrukt zou worden. Maar de Vereniging (van Archivaris sen) dreigde opgeheven te worden of aangesloten bij de Kulturkammer. Zij had een potje voor archiefoverzichten. Maar als de vereniging geliquideerd werd, ging dat geld naar de Staat.' Overijssel profiteerde van deze bijzondere geld nood en kreeg in 1942 haar archiefgids. Na deze gids publiceerde hij in deze jaren, samen met Van 't Hoff en Le Cosquino de Bussy, de Gids voor de archieven van gemeenten en waterschap pen in Nederland en kort na de oorlog met Van 't Hoff het Repertorium van inventarissen van Nederlandse archieven. De Handleiding: 'oud zeer' Het Nederlandse archiefwezen is 'wereldberoemd' door zijn Handleiding, sa mengesteld door het driemanschap Muller, Feith en Fruin. Allengs groeide ech ter de behoefte aan een nieuwe handleiding. Deze vernieuwing werd een tragi komedie die zo'n 25 jaar duurde. Formsma speelde zijns ondanks een rol in dit drama. Hij vat de hele kwestie nu diplomatiek samen als 'oud zeer', maar door zijn woorden heen klinkt de teleurstelling. In 1947 werd een commissie voor de herziening van de Handleiding ingesteld, bestaande uit de archivarissen Smit, Fockema Andreae en Formsma. De oor spronkelijke bedoeling was om tijdens het internationale congres in 1950 deze nieuwe Handleiding te presenteren. Maar dat was te hoog gegrepen: zo snel vorderden de werkzaamheden niet. Formsma herinnert zich: 'Ellenlange ver gaderingen, dat was wel gezellig. Jaar in, jaar uit werd er op de vergaderingen van de van gevraagd: hoe staat het met de Handleiding? Ja, wat moest ik zeg gen? Per slot is het toen stopgezet. De commissie had vele wisselingen in sa menstelling gekend. Vooral Panhuysen, Fockema Andreae en ik hadden heel wat materiaal verzameld, maar verder kwam het niet.' Pas aan het eind van de jaren zestig werd het plan opnieuw uit de kast gehaald. 'Toen voorzitter Renting mij vroeg zei ik: ik wil liever niet meedoen, maar als ik het doe, wil ik het alleen doen. Ik wil niet meer met een ander samenwer ken, daar komt niets van. Zo ben ik er dus alleen mee doorgegaan. Maar toen kwamen er weer problemen: de Archiefschool had eigen inzichten daarover. Het mocht ook geen Handleiding heten, het moest een andere naam hebben. Het bestuur heeft zich er toen niet achter gesteld. Dat was niet in orde, want het had het mij zelf gevraagd. Toen ik het klaar had, moest ik het onder mijn eigen naam publiceren. Ik heb dat wel erg verdrietig gevonden. Het is ook nooit behandeld in een vergadering van de vereniging.' De in 1973 in het Nederlands Archievenblad gepubliceerde bijdrage, getiteld 'Het inventariseren van archie ven', raakte in het vergeetboek. 200 Voor de van Formsma was van 1961 tot 1966 voorzitter van de van. Op mijn vraag wat in zijn tijd de problemen waren waarmee hij te maken had, zegt hij met zicht baar plezier: 'Vrede stichten! Vóór mij was onder anderen Van 't Hoff voor zitter geweest, maar dat was geen succes. Ik was eerst secretaris en toen vice- voorzitter. Van 't Hoff kon geen orde houden. Van der Gouw en Bloemen kwamen met nieuwe ideeën en plannen en daar kon Van 't Hoff niet tegen op. Er waren ook moeilijkheden met de Vereniging van Nederlandse Gemeen ten, over de code, maar ik had er geen moeite mee. De algemene vergadering was soms een Babylonische spraakverwarring. Van 't Hoff maakte zich wel kwaad, maar was erg goeiig van nature, dus die nam het de mensen ook weer niet kwalijk. Toen hij aftrad heeft men een beroep gedaan op een vroegere voorzitter, dr. Moll, gemeentearchivaris van Den Haag. Hij heeft korte tijd die functie waargenomen en is opgevolgd door Panhuysen. Daarna hebben ze een beroep op mij gedaan, omdat ik met iedereen goed overweg kon. Van Buytenen noemde mij bij mijn aftreden een peace maker. Ik was redakteur van het Nederlands Archievenblad. Niemand wilde dat zijn, dus moest ik dat maar weer doen. Maar dat was geen sinecure. Want in tegen stelling tot nu was er niemand die wat schreef. Terwijl er nu een maandblad is en een goed gevuld Archievenblad, moest ik van alles bij elkaar schrapen om een kwartaalblad vol te krijgen. Ik moest dan allerlei mensen vragen, wil jij niet wat schrijven, wil jij niet wat schrijven? Dat was een kwelling. Toen kwam dat aanzoek om voorzitter te worden. Geen van de anderen had tijd, maar ik kon dat niet zeggen, want ik was al redakteur van het Archievenblad. Ik heb de redaktie neergelegd en ben voorzitter geworden. Alles was toen wel al een beetje gesust en ik heb ook niet echt moeilijkheden gehad. Ik beheerste de stof ook beter dan Van 't Hoff. Ik kende de code beter. In besprekingen met de vng over vernietiging kon ik alles gedaan krijgen, want die mensen wa ren doodgelukkig dat ik de code kende. Zij wisten veel meer waar het om ging. Ik heb van hen meer geleerd dan zij van mij.' Roerige jaren Het vervolg van het gesprek wordt geschorst voor een kopje thee. Terwijl de vrijgezel Formsma de Wedgewood-kopjes vult, zegt hij haast verontschuldi gend: 'Het lijkt misschien wel of ik mijzelf steeds opgedrongen heb, maar dat was niet zo. Er was niemand die wat wilde doen en dan vroegen ze mij maar. Deze zin karakteriseert de persoon Formsma ten voeten uit. Ondanks zijn vele aktiviteiten blijft bescheidenheid hem sieren. Het einde van zijn loopbaan had plaats in een roerige tijd. In de jaren 1966 1968 was dr J. L. van der Gouw algemeen rijksarchivaris en hij wilde een be hoorlijke bezem door de dienst halen. Eén van de maatregelen was om de al gemeen rijksarchivaris hiërarchisch boven de rijksarchivarissen te stellen. Tot die tijd was hij niet meer dan de primus inter pares en onderhield elke rijksar chivaris de voor zijn provincie nodige contacten met het ministerie. Deze maat regel lokte nogal wat protesten uit. 201

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 3