dan de opbrengst van het kweldergras. Na langdurig uitgesponnen conflicten werd de oude taak van het Munnikeveen, de landaanwinning, door de over heid overgenomen. De inventarisator geeft aldus in zijn inleiding een overzicht van een boeiend en typisch Gronings stuk geschiedenis van het grondgebruik. Het kleine archief-verdeeld in de periode voor en na 1899-geeft voldoende mogelijk heden voor detailonderzoek. o. J. nienhuis, Inventaris van de archieven van de parochie van de H. Marti- nus te Groningen (1630) 1658-1955 (1971) en het R. K. armbestuur (1658) 1684- 1935 (1956). Gemeentearchief Groningen 1987. Na de reductie van Stad en Lande in 1594 begon de R. K. zielzorg in de stad Groningen vanaf het begin van de zeventiende eeuw aan een geleidelijk her stel. Aan het einde van die eeuw bestonden er zeven staties, zowel van regulie re als van seculiere aard. In 1821 lieten de Groninger katholieken de periode van het schuilkerkenbestaan achter zich. Hen werd de oude Academie- of Broe- derkerk aan het tegenwoordige Academieplein toegewezen. De nog bestaande staties werden samengevoegd en na het herstel van de bisschoppelijke hiërar chie werd de parochie van de H. Martinus ingesteld. Tot de oprichting van de parochie van de H. Jozef in 1891 bleef de Martinus de enige R. K. kerk in de stad Groningen. In de na-oorlogse tijd maakte de parochie nog enkele jaren een glorietijd door ten gevolge van de oprichting van het bisdom Groningen in 1956. In dat jaar werd de Martinuskerk tot kathedrale kerk verheven. Enkele jaren gele den viel de kerk ten offer aan de nieuwbouw van de Universiteitsbibliotheek. De parochies van de H. Martinus en de H. Jozef werden toen samengevoegd. De inleiding geeft een informatief overzicht van de organisatie van de R. K. kerk in de stad Groningen. Met name voor de lotgevallen van de R. K. armen zorg is dit geen overbodige luxe. Dat dit archief slechts tot 1935 is overgedra gen vindt zijn oorzaak in het feit dat in dat jaar elke parochie een eigen arm bestuur kreeg. Uiteraard zijn de statiearchieven tamelijk lacuneus overgeleverd. Voor het onderzoek naar het stad-Groninger rooms-katholicisme in de perio de van de Hollandse Zending moeten dan ook andere bronnen aangeboord worden. Voor de negentiende en twintigste eeuw zijn de archieven van het bis dom Groningen (retroacta van het aartsbisdom Utrecht) en het dekenaat Groningen-Assen van belang. Van het eerstgenoemde archief is onlangs door het Rijksarchief in Groningen een gedetailleerde inventaris uitgegeven. Hier naar kon nog niet verwezen worden. M. M. timmerman en p. H. j. woltjer, Inventaris van het archief van de BV He renkledingfabriek, voorheen Gebroeders Levie. 1857-1982. Gemeentearchief Groningen, 1988. In de jaren '50 telde de stad Groningen 25 confectiebedrijven met 2500 perso neelsleden. Eén van de belangrijkste was het bedrijf van de gebroeders Levie. Na 1967 kwam de bedrijfstak overal in het land en ook in Groningen in grote problemen. De concurrentie met de lage Ionen-landen was niet meer vol te hou den. Bundeling van krachten tot de bekende Groninger Stijlgroep kon het tij niet doen keren. In 1980 ging het bedrijf failliet en zoals dikwijls heeft het open baar archiefwezen aan deze omstandigheid weer een interessant archief te dan ken. In de inleiding tot de inventaris wordt een beeld geschetst van het ontstaan en de groei van het bedrijf, waarin zich de ontwikkeling van de bedrijfstak in Groningen weerspiegelt. In het begin van de negentiende eeuw kende men in Groningen een handel in gedragen kleding, waaruit ten gevolge van de vraag naar nieuwe kleding en met name confectie rond het midden van de eeuw win kelbedrijven ontstonden. Sommige winkeliers, zoals Andries Tanchom Levie, groeiden uit tot grossiers en een tijd later confectionairs. Na de eeuwwisseling en vooral na de opzienbarende Groningse kleermakersstaking in 1903 begon de huisindustrie van de onder erbarmelijke omstandigheden thuis werkende, maar zelfstandige kleermakers heel langzaam plaats te maken voor atelierwerk. De derde generatie, Sander en Theo Levie, bouwden zo een belangrijke heren kledingfabriek op. De archiefvorming is in de eerste jaren zeer summier geweest. Het vroege be ginjaar van de inventaris uiterst herkenbaar door een toepasselijk visgraat motiefje op het omslag - is te danken aan de aanwezigheid van een ontvangsten- boek over 1857-1887. Eigenlijk is de ontwikkeling van het bedrijf pas goed te volgen na de eerste wereldoorlog. De duidelijke gezagsstructuren van het fami liebedrijf maakten een formele, schriftelijke besluitvorming onnodig. Pas in de jaren '60 werden notulen van directievergaderingen gemaakt. Inventaris van de archieven van Rijkswaterstaat Dienstkring Terschelling 1823- 1953 (1967) en de Dienstkring Vlieland (1863) 1870-1936. Winschoten, 1986. CAS-Inventaris nr. 30 Binnen de organisatorische opbouw van Rijkswaterstaat vormen de dienstkrin- gen de laagste archiefvormende eenheden. In deze categorie archieven is het vernietigingspercentage hoog, mede omdat de meeste stukken ook al aanwezig zijn in de archieven van de directies en de arrondissementen. De inventaris van de archieven van de directie Friesland en de onderhorige arrondissementen is uiteraard al eerder verschenen, hoewel hiernaar overigens niet verwezen wordt. In verband met het unieke karakter van het werkgebied (de Wadden) is een aan gepaste vernietigingslijst gehanteerd. De onderzoeker van het archief moet er wel een bootreisje voor over hebben. De stukken berusten namelijk weer op Terschelling. AP AP 272 AP AP 273

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 39