De auteur geeft in zijn inleiding na een kort overzicht van de rk kerkgeschie denis in de drie noordelijke provincies en wel in paragraaf 2 de relatie aan met het te Utrecht achtergebleven deel: een registratie van voornamelijk korte aan tekeningen betreffende de inhoud van de als antwoord van de aartsbisschop uitgaande brieven met voor zover nodig indices op naam van de parochie. In de eigenlijke inventaris is op dit verschijnsel verder niet gewezen, zodat de ge bruiker niet al te duidelijk is gewaarschuwd, dat slechts één zijde van de cor respondentie in dit archiefgedeelte kan worden gevonden. Pas na 1930 is de genoemde registratie vervangen door het aanhechten van doorslagen van het uitgaande stuk aan het ingekomen stuk, waarmee de stukken in Groningen vollediger zijn geworden, een verschijnsel, dat evenmin duidelijk uit de beschrij vingen spreekt: alle beschrijvingen spreken slechts van 'ingekomen stukken'. In de inleiding wordt ook melding gemaakt van het feit, dat er stukken van vóór 1956 bij de secretarie van de bisschop zijn achtergebleven, en dat met het oog op de toekomstige overbrenging hiervan een zogenaamde open num mering is toegepast, waarbij de series van een hoofdnummer en per materiële eenheid van ondernummers zijn voorzien. Series is hier inderdaad in het meer voud te lezen, het archief bestaat namelijk uit enkele grote series ingekomen verslagen in statistiekvorm en daarnaast per parochie een kleine chronologi sche reeksDit is ook vanaf 1870 de oorspronkelijke ordening van het archief, en deze is terecht zo gelaten. Over het voornemen om aan deze open nummers behalve de nu achtergebleven stukken ook de door de Groningse bisschop zelf gevormde stukken toe te voegen moet men zich bij het Rijksarchief nog maar eens beraden. Het lijkt mij in ieder geval niet verstandig, deze twee verschil lende archieven te vermengen. De bisschop heeft een aanzienlijk bedrag beschikbaar gesteld om het archief meer in detail te laten ontsluiten, en daarvan hebben de inventarisator en zijn voorganger gebruik gemaakt door een systematische index per parochie te ver vaardigen, die in pagina's het grootste deel van de inventaris beslaat, 158 te gen 18. Deze index wordt voorafgegaan door een lijst van gehanteerde tref woorden, met toelichtingen. Het verdient inderdaad aanbeveling archieven waarvan op afstand gekeken wordt, of de raadpleging al dan niet de moeite van een dagreis naar Groningen loont, de nadere toegang in de inventaris op te nemen. Het trefwoordensysteem is samengesteld uit eerdere publicaties over het inventariseren van archieven van de rk kerk, en geeft een adequate weergave van de inhoud van het archief. De auteur meent in de inleiding te moeten verantwoorden, waarom hij tot in- dicering is overgegaan in plaats van het dossiergewijze (wat bij dit soort ar chieven ongeveer identiek is met stuksgewijze) herordening. Dit geeft impli ciet aan welke weerstand er nog steeds bestaat tegen het vasthouden aan het structuurbeginsel, als daarvan de consequentie is: het handhaven van chrono logische series. Deze inventaris is in ieder geval weer een bewijs van de juistheid van het principe of in dit verband liever dogma en bovendien van het feit, dat het indi ceren ook aanzienlijk efficiënter is dan dossiervorming achteraf. Gezien het feit, dat de indicering telkens slechts een kleine, op een parochie betrekking hebbende serie betreft en gezien de vele overlappingen die in de index voorko men als gevolg van het voorkomen van vele onderwerpen in één brief, kan men 268 zich afvragen of het archief zelfs zonder index niet voldoende toegankelijk zou zijn geweest. Maar nu het geld beschikbaar bleek, is er hier een uitstekende vorm van zowel inventariseren als nader toegankelijk maken gedemonstreerd. A. J.M. den Teuling Noordbrabants provinciaal archief ontsloten TH.F. van litsenburg, Het provinciaal bestuur van Noord-Brabant 1814- 1920's-Hertogenbosch 1988 In verschillende provincies wordt nog steeds gewacht op een moderne gedruk te inventaris van de archieven van het provinciaal bestuur na de Bataafs-Franse tijd. Terwijl de collega's onder meer in Friesland, Groningen en Overijssel daar mee nog druk doende zijn, kan de provincie Noord-Brabant sinds vorig jaar worden doorgestreept op dit lijstje. Het Rijksarchief in Noord-Brabant heeft een handzame toegang vervaardigd, waarmee in amper honderd bladzijden niet minder dan 1360 strekkende meter archief ontsloten is. De inventarisator Th. F. van Litsenburg is hier in geslaagd door de 'ballast' van de inventaris te verplaatsen naar de exemplaren in de Brabantse studiezaal. Zo behoefden lange reeksen specificaties niet in de gedrukte inventaris te worden opgenomen. De inventaris omvat de drie hoofdarchieven van de gouverneur/commissa- ris des konings, gedeputeerde staten en provinciale staten over de periode 1813 tot 1920. Hieraan zijn toegevoegd de archieven van een reeks functionarissen uit de 'tweede provinciale bestuurslaag', de arrondissementscommissarissen, de districtsschouten en de districtscommissarissen, welke in het Brabantse langer in functie bleven dan in de meeste andere provincies. Als een aparte afdeling in de inventaris zijn tenslotte opgevoerd de retroacta van de archieven van de afdelingen van de griffie die zich tot 1844 bezighielden met de belastingen en het kadaster. De uitgave wordt gecompleteerd door een concordans met de inventarissen van H. F. J. Smeets en een lijst van inventarisnummers waarvan de specificaties in de studiezaal te vinden zijn. De plaatsing van de schier eindeloze reeksen specificaties in de studiezaalin ventaris is een voor de hand liggende en handige oplossing, waardoor de om vang van de inventaris binnen hanteerbare proporties blijft. Merkwaardig is echter het feit dat sommige omvangrijke archiefbestanddelen-bijvoorbeeld de inventarisnummers 10874-10889, 16 pakken kennelijk ook in de studie zaalversie niet gespecificeerd worden. Moeten we hier aannemen dat de arge loze onderzoeker onmiddellijk 16 pakken op tafel krijgt, of zijn deze num mers vergeten in de lijst van gespecificeerde nummers achterin de inventaris? Dit verschijnsel komt vaker voor, zie bijvoorbeeld de nummers 10624-10630, 7 pakken, en verschillende malen op pagina 72. In het algemeen verdient de wijze waarop een dergelijk omvangrijk archief snel en efficiënt door de bewerker ontsloten is alle lof. Niet de inventarisatie als zodanig of problemen van zuiver archivistische aard kosten bij de ontslui ting van de moderne provinciale archieven meestal de meeste hoofdbrekens. Wie door middel van eenvoudige en korte beschrijvingen zeer omvangrijke ar- 269

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 37