ling van het bovengenoemd Genootschap een instelling van het gevangeniswe
zen in de strikte zin van het woord is.
In de inventaris worden de beleidsbibliotheken van de gevangenissen nogal
stiefmoederlijk behandeld. Onder de kop 'Aanhangsel' (nb beschreven als nr.
32 van de serie archiefjes zijn alle boeken en brochures gezamenlijk beschre
ven, zonder dat het verband met de instelling, waartoe ze oorspronkelijk be
hoorden, blijkt. En dat is te betreuren. Voor een onderzoeker kan het belang
rijk zijn te weten welke formulierboeken, voorschriften en reglementen door
welke gevangenis gebruikt zijn. Het verdient de voorkeur om de beleidsbiblio
theken zoveel mogelijk te beschrijven in de inventaris van het betreffende ar
chief, zij het als afzonderlijke afdeling.
In de inventaris wordt in een bijlage uiteengezet wat zoal in de registers van
gedetineerden te vinden is: een goede manier om enkele belangrijke groepen
van archivalia te ontsluiten. Het is echter jammer dat de toelichting op de re
gisters verspreid is over de inleiding en een bijlage.
Vanwege de privacygevoeligheid van verscheidene stukken zijn aan de raad
pleging van de bewuste archieven openbaarheidsbeperkende bepalingen gesteld:
bescheiden die gegevens bevatten omtrent nog levende personen, zijn alleen
raadpleegbaar voor wetenschappelijk onderzoek na verkregen toestemming van
de rijksarchivaris. Ik acht deze formulering niet zonder risico, zoals enige ja
ren geleden uit de kwestie gemeente Den Haag versus Vrij Nederland is geble
ken. Definiëren wat wetenschappelijk onderzoek is blijkt in de praktijk on
mogelijk. Een afwijzende beslissing van de rijksarchivaris zou als willekeurig
kunnen worden aangevochten nu een objectief kriterium voor zijn besluit ont
breekt. Verstandiger lijkt me de suggestie van Ketelaar over te nemen om de
openbaarheid te beperken tot archiefbescheiden betreffende personen wier ge
boortedatum langer dan honderd jaar geleden is en/of om de onderzoeker te
voren schriftelijk te laten verklaren dat hij niets zal publiceren of op andere
wijze openbaar maakt waardoor de belangen van nog levende personen on
evenredig zouden kunnen worden geschaad.15
Een jammerlijke omissie is het ontbreken van een index. Een dergelijke ne
veningang zou niet alleen de abundante inleiding meer toegankelijk hebben
kunnen maken, maar ook enige cohesie hebben kunnen aanbrengen tussen de
archiefbescheiden van de afzonderlijke archiefvormers.
Ofschoon de Groningse inventaris door de geïnteresseerde in de penitentiai
re geschiedenis als welkome publicatie zal worden begroet, verdient ze vanwe
ge de geconstateerde gebreken geen klakkeloze navolging. Wellicht is het te
overwegen om in de serie Broncommentaren de registers van gedetineerden
aan een nadere analyse te onderwerpen. Als bron voor vele disciplines van histo
risch onderzoek hebben ze zeker hun waarde.
M. W. van Boven
266
Noten
1 s. a.l. de graaf, Archieven van de toezichthou
dende colleges over de gevangenissen en het
Rijksopvoedingsgesticht in Alkmaar, 1811-1961
Haarlem, 1977; s. de haan, Inventaris van de
archieven van de instellingen van het gevange
niswezen in Leeuwarden, Heerenveen en
Sneek, 1812-1953 Leeuwarden, 1978;
w.b. heins, Inventarissen van de archieven van
de toezichthoudende kolleges op de strafinrich
tingen te Utrecht, Amersfoort, Rhenen en
Wijk bij Duurstede, 1811-1944 Utrecht, 1979;
r.m. de raat, Inventaris van de archieven van
de strafinrichtingen in de provincie Overijssel
Zwolle, 1983.
2 Vergelijk voor een overzicht J.Th. de smidt,
'Van een oud naar een nieuw project. Van
Grote Raad naar Raad van Brabant', in:
Noordbrabants Historisch Jaarboek 2 (1985)
113-126.
3 Sj.faber, 'Monumenta of chips? Strafrechts-
historisch onderzoek en het uitgeven van bron
nen', in vmovr nr 2 (1980), 104.
4 o. moorman van kappen, 'Gelderse kantonge
rechtsarchieven, vernietigings- en inventarisa
tieproblemen', in: nab 81 (1977) 127-167.
5 Zie noot 3; moorman van kappen, 'Verruiming
van de grenzen der rechtsgeschiedenis' in Ver
ruiming van de grenzen van de rechtsgeschiede
nis. Uitgave ncrd (Amsterdam, 1978), 18.
6 Vergelijk h.e. verwoerd (samenst.), Bibliogra
fie van Anne Hatlema, Tzum (Franekeradeel) 8
september 1893 - Breda 23 februari 1973
Leeuwarden-Breda, 1979.
7 a.h.huussen (ru Groningen) en Sj.faber (vu
Amsterdam) hebben in 1987 subsidie aange
vraagd voor hun onderzoek naar de reclasse
ring in Nederland (1823-1940). Jaarverslag
1987, Stichting voor Historisch Onderzoek
(Den Haag, 1988) 21.
8 Vergelijk Sj.faber e.a., Criminaliteit in de ne
gentiende eeuw (Hollandse studiën 22; Hilver
sum, 1989), 74.
9 In de eerste helft van de negentiende eeuw res
sorteerde het gevangeniswezen afwisselend on
der het ministerie van Binnenlandse Zaken en
onder het ministerie van Justitie.
10 m.w. van boven, "Met een toren naar het mo
del van de Pieterskerk te Rome'. De voorge
schiedenis en totstandkoming van de Bredase
strafgevangenis' in: Kunst voor de Koepel
(Breda, 1986), 23-34.
11 h.diederiks, 'Gevangenen en gevangenis te
Hoorn in de negentiende eeuw', in sj.faber
e.a. Criminaliteit in de negentiende eeuw (Hol
landse Studiën 22; Hilversum 1989), 83-94.
12 j. gilissen, 'Inleiding Besluitvorming vroeger
en nu', in: Besluitvorming vroeger en nu (Brus
sel, 1975), xi-xxxvm.
13 r.fruinth. az., Catalogus van de archieven
der collegiën die vóór 1811 binnen de tegen
woordige provincie Utrecht rechterlijke func-
tiën uitgeoefend hebben (Met inleiding door
S. MullerFz.) Utrecht, 1893. Inmiddels is voor
wat de dorpsgerechten betreft een nieuwe in
ventaris verschenen, (d.t.koen, Inventaris van
de archivalia afkomstig van de dorpsgerechten
in de provincie Utrecht, 1489-1811 (Rijksar
chief Utrecht 1985)). Wie echter bijzonderhe
den wil over de afzonderlijke gerechten zal de
inventaris van Fruin moeten blijven raadple
gen.
14 j.a.feith, 'Inventaris der rechterlijke archie
ven, berustende in het oud-archief in de pro
vincie Groningen', in: vroa 15 (1892) 358-419.
Overigens kent dit archieffonds zoveel aanvul
lingen en is de nummering soms zo verwarrend
dat herinventarisatie overwogen wordt.
15 a. van giessel e.a., Archiefbeheer in de prak
tijk (Alphen aan den Rijn, 1985) dl. 1,
3510-5-6.
Bisschop van Groningen
B. looper, Inventaris van het archief van de bisschop van Groningen
Gedeponeerde stukken uit het archief van de aartsbisschop van Utrecht, 1853-
1956, Groningen 1988.
Zoals de titel al doet voorkomen zijn de in deze inventaris beschreven stukken
niet onder de Groninger maar onder de Utrechtse kromstaf ontstaan en om
maar met de deur in huis te vallen, natuurlijk hadden de hoofd- en de onderti
tel dus verwisseld moeten zijn volgens de logica van de archivistiek, en volgens
deze beginselen had dit deel van het archief herenigd moeten worden met de
rest van het archief, dat nog te Utrecht berust in het aartsbisschoppelijk pa
leis. Deze opmerkingen zijn relevant in verband met het volgende.
267