Bespreking van inventarissen Archieven van penitentiaire instellingen j. J. j. beek, j. folkerts en H. de raad, Inventaris van de archieven van de in stellingen van het gevangeniswezen in de provincie Groningen (1666) 1670-1961 (1978), Groningen 1988. Publikaties van het Rijksarchief in Groningen deel 4 In 1988 verscheen als deel vier in de serie Publikaties van het Rijksarchief in Groningen de verzamelinventaris van de archieven van de Groningse gevange nissen, bestaande uit drie deelinventarissen, namelijk twee van J. J. J. Beek en J. Folkerts, die ieder voor hun deel de archieven van de instellingen van het ge vangeniswezen in de stad Groningen inventariseerden, en één van H. de Raad, die de inventaris voltooide van de archieven van de overige instellingen van het gevangeniswezen in de provincie Groningen tot 1974. De laatste auteur was ook verantwoordelijk voor de eindredaktie. De nieuwe publicatiereeks van het Rijksarchief in Groningen is in een fraai jasje gestoken. Men is afgestapt van het a4 formaat met de goudgele karton nen kaft die je steeds deed herinneren aan de kwijnende strokartonfabrikage in deze provincie. Echter niet de vorm, maar de inhoud is reden om deze inventaris onder de aandacht te brengen. Ofschoon inmiddels verscheidene inventarissen van ar chieven van penitentiaire instellingen in druk zijn verschenen1, maakt de Gro ningse inventaris een bijzondere indruk. Het betreft een geïllustreerde uitgave van 190 pagina's, waarvan liefst 72 pagina's inleiding. Ten behoeve van de ge bruikers zijn op bepaalde archiefbestandelen nadere toegangen gemaakt. De lay-out is aantrekkelijk: de inventaris heeft een handzaam formaat en op alle bladzijden zijn kopteksten aangebracht om het zoeken te vergemakkelijken. De stellige verwachting was dan ook dat hier sprake zou zijn van een voorbeeld inventaris van archieven van penitentiaire instellingen. Het gebruik van de bronnen De bestudering van de geschiedenis van de rechtspleging neemt de laatste de cennia enorm toe. Met deze wetenschappelijke belangstelling houdt de ontslui ting van de archieven vrijwel gelijke tred. Van de meeste archieven van de pro vinciale hoven tot 1811 zijn goede inventarissen aanwezig of zijn in bewerking. Sommige archiefbestanddelen worden door de universiteiten door middel van bronnenpublicaties of detailstudies nader ontsloten. Herinnerd wordt hier aan het project Grote Raad van Mechelen en de Tilburgse werkgroep rond de Raad van Brabant.2 Binnen de Rijksarchiefdienst krijgt momenteel de ontsluiting 262 van de negentiende-eeuwse rechterlijke archieven grote aandacht. Om deze in ventarisatie te vergemakkelijken en de uniformiteit te waarborgen is onlangs een handleiding gereed gekomen. Toegankelijk maken van archieven voor historisch onderzoek is de taak van de archivaris. De archieven waarvoor grote belangstelling bestaat zullen op kwalitatief hoog niveau geïnventariseerd moeten worden, wil men de gebrui kers niet teleurstellen. 'Vooral goede inventarissen, die hebben we nodig', uit te de Amsterdamse strafrechtshistoricus Faber als grootste wens tijdens het eeuwfeestcongres van de Stichting ovr in 1979.3 Geen loos verlangen, want aan de kwaliteit schortte het wel eens. Moorman van Kappen maakte in 1977 in een artikel in dit tijdschrift op welhaast pijnlijke wijze duidelijk, hoe ge brekkig sommige rechterlijke archieven waren geïnventariseerd.4 En genoemde Faber moest tot zijn ergernis constateren dat verscheidene beschrijvingen in de inventaris van de schepenbank van Amsterdam onbetrouwbaar waren. Beide rechtshistorici pleitten afzonderlijk van elkaar voor een goede samenwerking met het archiefwezen.5 Men wilde desnoods het aantal bronnenuitgaven be perken in ruil voor goede archiefinventarissen. Kwalitatief goede inventarissen verdienen ook de archieven van de gevan genissen. De geschiedenis van ons penitentiaire stelsel werd tot voor kort vrij wel uitsluitend beoefend door amateurs waarbij de naam van Anne Hallema (1893-1973)6 afzonderlijke vermelding verdient. Toch begint deze loot aan de rechtshistorische stam steeds meer in de belangstelling van de professionele onderzoekers te staan. Onlangs verschenen in de serie Hollandse Studiën en kele opstellen over gevangenissen in Noord-Holland. Door de auteurs was veel vuldig gebruik gemaakt van de archieven van de desbetreffende instellingen. Eén van hen, Diederiks, citeerde de Amerikaanse historicus Harvey J. Graff, die al in 1977 verklaarde dat bestudering van deze bronnen kon leiden tot een new look at the criminal. Tot de penitentiaire geschiedenis kan men met een beetje goede wil ook de geschiedenis van de reclassering rekenen. Ook hier voor is van de zijde van de historici grote belangstelling.7 In het Rijksarchief van Noord-Brabant bevinden zich de archieven van de landelijke Federatie van Reclasseringsinstellingen en haar voorlopers, belangwekkende archieven, waar onder dat van het in 1823 opgerichte Nederlands Genootschap tot Zedelijke Verbetering van de Gevangenen. De inventarisatie ervan geniet prioriteit en is inmiddels voor een deel voltooid. De inhoud van de archieven De inhoud van de archieven wordt doorgaans bepaald door de competentie en taken van de archiefvormers. Dat geldt ook voor de archieven van de peni tentiaire instellingen. Karakerteristiek voor deze instituten is dat de gevange nisdirecties en -besturen in sterke mate gebonden waren aan de richtlijnen vanuit Den Haag.8 Tot het midden van de negentiende eeuw hielden bovendien de provinciale gouverneurs toezicht op het bestuur van de in hun provincie ge vestigde strafinstellingen. Wie dan ook geïnteresseerd is in het penitentiaire beleid kan niet volstaan met het raadplegen van de archieven van de afzonder lijke gevangenissen, maar zal zijn primaire bronnen moeten zoeken in de ar chieven van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie.9 263

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 34