De van stelt zich voor aan Provinciale Staten van de (12) provincies een con
cept van een regeling ex artikelen 31 en 36 aan te bieden; in die wetsbepalingen
wordt de regeling van het toezicht op de zorg bij de lagere overheden namelijk
aan Provinciale Staten opgedragen, zodat de mogelijkheid bestaat dat er geen
eenheid van beleid op dit punt ontstaat, hetgeen door de van voor de ontwik
keling van het archiefwezen in Nederland schadelijk wordt geacht. Het van-
bestuur is voornemens deze concept-regeling op te maken in samenspraak met
het Overleg van Provinciale Archiefinspecteurs, de Landelijke Kring van
Gemeente- en Streekarchivarissen en de Landelijke Kring van Waterschapsar
chivarissen. In die regeling kunnen de verschillende aspecten van dat toezicht
nader geregeld worden; te denken valt aan toezicht door een gekwalificeerde
archivaris en nadere bepalingen met betrekking tot de uitvoering van dat toe
zicht, rekening houdende met de door de van en de provinciale inspecteurs
voorgestane aanpassingen, indien gekwalificeerd archiefbeheer aanwezig is.
Ook de rol van Gedeputeerde Staten bij incidentele vernietiging van gemeen
telijke archiefbescheiden (artikel 5 sub d) kan in zo'n regeling invulling krij
gen. In de Memorie van Toelichting bij de artikelen 31 en 36 kan in ieder geval
opgenomen worden dat het voor de hand ligt de uitvoering van de (bestuurlij
ke) taak van Gedeputeerde Staten in dit opzicht (namelijk het toezicht op de
zorg) op te dragen aan de provinciaal inspecteur (ex artikel 26 lid 1 en 2 concept-
wet)'.
Daarop schorst de voorzitter de vergadering voor tien minuten. Na herope
ning van de vergadering wordt dit wijzigingsvoorstel besproken.
Mr. Caspar van Heel heeft bezwaar tegen de opmerking dat het toezicht op
de zorg bij een gemeente met gemeentearchivaris 'op een andere basis' kan
plaatsvinden dan bij gemeenten zonder archivaris. Volgens hem is en blijft de
Archiefwet de basis voor het toezicht. De voorzitter zegt toe dat dit zal wor
den aangepast. Verder is Van Heel van mening dat in de laatste alinea 'Memo
rie van Toelichting' zou moeten worden vervangen door 'de wet'.
Drs. J. A. A. Bervoets stelt voor de zinsnede 'de mogelijkheid bestaat dat
er geen eenheid van beleid...' te wijzigen in 'het gevaar bestaat...'. Drs. H. R.
van Ommeren merkt op dat de term 'toezicht' in de tweede helft van de twee
de alinea moet worden vervangen door 'inspectie'. Drs. J. T. J. Jamar dringt
er op aan de provinciale archiefinspecteur op te nemen in artikel 31 en 36 van
de wet. Voorkomen moet worden dat de uitvoering van het toezicht kan wor
den opgedragen aan 'de jongste bediende'.
Dr. F. C. J. Ketelaar herinnert aan de voorgeschiedenis van de Archiefwet
1962. Aanvankelijk bestond er het plan de gemeentelijke archiefzorg te rege
len bij Algemene Maatregel van Bestuur. Dat werd door de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten afgewezen. Toen de wet er eenmaal was, wilde de vng
een concept-regeling, hetgeen door het departement werd geweigerd. Het ge
volg was dat er twee regelingen kwamen. In dit geval onderschat de van de
provinciale besturen; deze zullen zelf wel voor een regeling zorgen als zij dat
nodig achten. De voorzitter merkt op dat dat niet weg neemt dat een uniforme
regeling in het belang van het archiefwezen is. Ketelaar wijst echter op het ver
frissende effect van provinciale verschillen en stelt voor dat de van zich be
perkt tot de uitspraak dat de van er op vertrouwt dat er in deze een zekere
mate van uniformiteit zal komen.
256
De voorzitter stelt opnieuw de kwestie van het opnemen van de provinciaal
archiefinspecteur in artikel 31 en 36 van de wet aan de orde. Een argument
daar tegen is dat de wetgever, conform de richtlijnen voor nieuwe wetgeving,
in dit ontwerp aanduidingen van personen heeft vermeden. Drs. P. J. Margry
meent dat het niet de taak van de van is zich met wetstechnische zaken bezig
te houden. Noordam merkt op dat het negeren daarvan de kans op opname
van het gewenste zal verminderen. Den Teuling wijst er op dat het niet denk
beeldig is dat het toezicht op bouwkundige zaken zal worden opgedragen aan
de afdeling civiele techniek van provinciale waterstaat. Daarom is het gewenst
de provinciale archiefinspecteur in de wet te noemen. De voorzitter zegt toe
dat de suggestie wordt overgenomen; in de laatste alinea zal 'memorie van toe
lichting' worden vervangen door 'de wet'.
De voorzitter zegt toe dat de voorstellen van de vergadering zullen worden
verwerkt en dat de reactie zo snel mogelijk naar de minister zal worden ver
zonden.
Vervolgens vraagt de voorzitter aan de provinciale inspecteurs of zij hun
reactie nog in behandeling willen brengen. Den Teuling en Van Heel merken
op dat zij, gezien het verloop van de discussie, hun voorstellen intrekken.
6 Bestuursverkiezing
Drs. J. N. T. van Albada, drs. I. W. L. A. Caminada en G. J. Röhner tre
den af. Het bestuur stelt voor in hun plaats te benoemen J. A. C. Mathijssen,
dr. W. Chr. Pieterse en drs. R. J. Wols, en wel voor een periode van vier jaar.
De voorgestelde kanidaten worden bij acclamatie verkozen.
7 Rondvraag
Van de mogelijkheid tot rondvraag wordt geen gebruik gemaakt.
Vervolgens wordt de vergadering gesloten. De presentielijst is getekend door
56 personen.
257