Foto's: Th. Boersma De nu 86-jarige Wiebe Jannes Formsma werd geboren in Grijpskerk. Hij stu deerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit in Groningen en na zijn kandi daatsexamen aan de universiteit van Amsterdam. De verandering van univer siteit had als reden dat Formsma in Groningen geen aardrijkskunde kon studeren naast geschiedenis. Na zijn doctoraal examen in 1926 is hij korte tijd leraar geweest, maar in 1928 werd hij volontair bij het Rijksarchief in Groningen. Hij bereidde er zijn archiefexamen voor, maar tevens zijn proefschrift over de wording van de Staten van Stad en Lande. Hij promoveerde hierop in 1930 bij prof. H. Brugmans. Vanaf 1930 was Formsma commies-chartermeester ter provinciale griffie van Overijssel, waar hij tot 1942 werkzaam bleef. Toen werd hij chartermeester bij het Rijksarchief in Noord-Brabant. Na de oorlog koos hij echter weer voor Groningen, waar hij van 1946 tot 1968 rijksarchivaris was. Belangrijke archieven, zoals die van de Staten van Stad en Lande en de Om- melander archieven, werden door hem geïnventariseerd en op regionaal- historisch terrein was hij vooraanstaand. Daarnaast werd ook door de Vereni ging van Archivarissen in Nederland dikwijls een beroep op hem gedaan. Zo is hij secretaris, vice-voorzitter en voorzitter van de vereniging geweest en ook nog drie jaar redakteur van het Nederlands Archievenblad. Na zijn pensione ring in 1968 is hij bezig gebleven met de regionale geschiedenis, hetgeen sinds dien tot een veertigtal publikaties in boek- of artikelvorm heeft geleid. proefschrift ging dat ook zo. Hij kon wel onderwerpen bedenken, maar hij liet de uitwerking helemaal aan de doctorandi over. Hij werd er zelfs wel van verdacht dat hij een proefschrift helemaal niet las. Gosses gaf steeds weer an- 198 dere colleges, waar hij zelf ook studie van gemaakt had. Dat wisselde dus elk jaar. Hij gaf een zogenaamd privatissimum op zaterdagmiddag over bijvoor beeld Emo en Menko of een ander middeleeuws werk en dat moesten wij dan analyseren.' Rijksarchivaris dr. H. A. Poelman was Formsma's eerste baas. 'Hij was een heel aardige man in de omgang, hield ook lezingen, maar deed aan de orde ning van de archieven niet zo veel. Hij was bezig met een bronnenuitgave over de Oostzeehandel. Van hem kon ik dan ook niet zo profiteren wat de oplei ding betreft. Ik moest toen het kerspelarchief van Noordbroek inventariseren. Daardoor en door mijn proefschrift heb ik mij ontwikkeld in staatkundige rich ting. Voor het examen bestudeerden we de dictaatcahiers van de oude archief- school. Juffrouw Korvezee, die toen bij het Algemeen Rijksarchief werkte, had die cahiers.' Prof. dr. C. W. van der Pot, hoogleraar in de rechten, leerde hij ook kennen. In zijn Overijsselse periode hield Formsma zich bezig met de inventarisatie van de archieven van de Overijsselse stadjes. 'Kuinre was het eerste archief dat ik ordende. Ik heb toen voor Overijsselsch Regt een stukje geschreven over de heerlijkheid Kuinre. Van der Pot, die in zijn jonge jaren werkzaam was geweest op het stadhuis van Zwolle, kende mij niet, maar schreef mij een briefje dat hij het zo leuk vond dat nu eindelijk iemand zich bezig hield met de geschiedenis van die oude Overijsselse stadjes.' Inventariseren Zowel in zijn Overijsselse, zijn Brabantse als later in zijn Groningse jaren deed Formsma wat je van een archivaris mag verwachten: hij inventariseerde ar chieven. Voor een wetenschappelijk opgeleid archivaris was het ordenen van archieven een weldaad en een genoegen. Inventariseerde hij een archief, dan legde hij de bron voor een stuk volledig onbekende geschiedenis bloot. Tege lijkertijd kon hij dan een bijdrage schrijven over die geschiedenis. De Overijs selse stadjes waren daar een mooi voorbeeld van. Hun historie was vrijwel on bekend. "s Middags ging ik altijd naar de Sassenpoort (het vroegere gebouw van het Rijksarchief in Overijssel - PB). Schoengen was toen archivaris, maar hij was ook inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven. Daar stond een kist waar het archief van Kuinre in zat. Daar moest ik een inventaris van maken. Het was een hele ontdekkingstocht in zo'n kist. Toen Kuinre klaar was, kwam Goor, Oldenzaal, Ootmarssum enzovoort. Het slot was Hasselt. Dat was een heel mooi archief.' Toen hij al lang in Groningen zat, publiceerde het ministerie van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen nog inventarissen uit zijn Brabantse tijd. Zo verscheen pas in 1949 zijn De archieven van de raad en rentmeester-generaal der domeinen en der leen- en tolkamer in Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch. Tijdens zijn rijksarchivariaat in Groningen werd een aantal belangrijke archie ven geïnventariseerd. In 1954 verscheen De oude archieven van Appingedam, in 1958 de Inventaris van de archieven der Staten van Stad en Lande (1594- 1798). Weer vier jaar later waren ook de Ommelander archieven toegankelijk door middel van een gedrukte inventaris. Als in een Olympiade werd in 1968, het jaar van zijn pensionering, De archieven van de Hoge Justitiekamer in Gro ningen en andere gewestelijke rechterlijke instellingen tot 1811 gedrukt en nog 199

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 2