Archiefbezoekers testen aris, Het indiceringssysteem Het indiceringssysteem van het notarieel archief van de gemeente Utrecht is tussen 1978 en 1982 ontworpen door P. G. H. Hofmans en H.L.M Vera beide verbonden aan de gemeentelijke archiefdienst. Doel was een indiceringssysteem te ontwikkelen dat tevens geschikt zou zijn voor geautomatiseerde opslag en raadpleging. Dit gezien de te verwachten hoeveelheid gegevens die aan het no tarieel archief onttrokken zouden kunnen worden. Na proefnemingen met en kele andere vormen van indiceringssystemen werd gekozen voor een systeem in aansluiting op het rapport van Commissie-iv van de Archiefraad. De com missie stelde een soort systematisch regest voor, waarin verklarende en ver- nngssysteem, het tweede het geautomatiseerde opslag- en zoeksysteem Voor een goed begrip van aris is het noodzakelijk beide systemen apart te beschou wen. bindende teksten werden vervangen door termen en cijfercodes. Het idee om door middel van een term de rechtshandeling weer te geven en door middel van cijfercodes de plaats van personen aan te geven is voor de Utrechtse situa tie overgenomen. De invulling daarvan werd echter zowel structureel als naar plaats en tijd veranderd. Structurele verschillen met de door de commissie voor gestelde methode zijn met name: de opsplitsing in partijen en de opsplitsing in blokken gegevens, waardoor het eenvoudiger is logisch bij elkaar behoren de gegevens ook als zodanig te benaderen. Naast dit systeem om de gegevens in vast te leggen werden ook ideeën ontwikkeld over de benadering van de ge gevens in de akten en de wijze van vastleggen. Er werden keuzes gemaakt voor zowel de detailniveau's waarop gegevens nog worden vastgelegd als voor spel lingsmogelijkheden. Hierna zal worden aangegeven dat beide van belang zijn voor het geautomatiseerde systeem. 2 1 Werkwijze Bij het bewerken van een notariële akte vraagt de indiceerder zich allereerst af: welke is de rechtshandeling? en meteen daarna: wat is formule en wat zijn eventueel relevante gegevens? Formule is alles wat tot de standaardterminolo gie van de notaris behoorde, waarmee hij de rechtshandeling omschreef, de nodige zekerheidsstellingen deed en dergelijke. Relevante gegevens zijn natuur lijk de namen, beroepen, adressen van de direct bij de rechtshandeling betrok kenen alsook het onderwerp van de rechtshandeling. Tussen formule en rele vant gegeven bevindt zich een overgangsgebied, bijvoorbeeld: de vermelding van getuigen bij het passeren van de akte. Getuigen waren vaak buren, kler ken, andere notarissen. Wanneer het geen min of meer beroepsmatige getui gen waren, zijn ze vaak moeilijk te identificeren. Hooguit heeft men een naam en een handtekening, dat laatste vaak niet eens. Een ander voorbeeld: de op somming van kopers van roerende goederen bij een publieke verkoping levert meestal niet meer dan namen op. Hetzelfde geldt voor legatarissen in een testa ment of codicil; dienstboden werden vaak alleen met de voornaam aangeduid. Ten aanzien van de boedelbeschrijvingen is een principiële keuze gemaakt om die niet te indiceren. Is het zinvol om zeer veel arbeid te steken in het opne men van alle genoemde voorwerpen in een uittreksel, terwijl slechts een be perkt aantal bezoekers in materiële cultuur geïnteresseerd is en dan ongetwij feld ook nog alle inventarissen zal nazien in de hoop dat dit of dat gegeven toch over het hoofd gezien is? Op basis van deze en soortgelijke overwegingen, waarbij zeker ook de op dat moment nog relatief kostbare gegevensdragers en computercapaciteit een rol speelden, werd besloten dat: alle namen relevant zijn, behalve die van getuigen, kopers van roerende goe deren en legatarissen, tenzij deze laatsten onroerend goed gelegateerd kregen of zij ook tot de universele of legitieme erfgenamen behoorden (dus prelegata- rissen) het detailniveau van roerende goederen wordt beperkt tot het niveau waarop onroerende goederen omschreven worden. Daarbij is een boedel vergelijkbaar met een huis en een winkelinventaris vergelijkbaar met een winkel; zoals de materiële samenstelling van het huis of de winkel niet wordt omschreven, wordt 230 231

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 18