ging van ons besluit van 15 oktober 1970, no 8, te voldoen', b en w van Rot
terdam hadden in hun brief van 30 maart 1977 aan de minister volgens hen
geen nieuwe argumenten toegevoegd 'voor het alsnog doen overbrengen van
het archief van de voormalige polder Kralingen naar de gemeente Rotterdam'.
Zij zagen daarbij over het hoofd dat die brief geïnspireerd was geweest door
de recente toewijzing van de archieven van twee ontpolderde waterschappen
aan de gemeente Waalwijk als rechts- en functieopvolgster, met intrekking van
een als foutief aangemerkt toewijzingsbesluit van de Provinciale Staten van
Noord-Brabant.
Epiloog
Overigens constateerden B en w in hun brief van 2 november 1978 aan Gede
puteerde Staten 'dat Provinciale Staten zich ingevolge os-advies bleven beroe
pen op eigen regels, die dateren van vóór de inwerkingtreding van de Archief
wet' (namelijk uit 1886). Zij persisteerden bij hun besluit van 15 oktober 1970
nummer 8 op grond van dezelfde argumenten, welke de toenmalige minister
van crm niet steekhoudend had bevonden, getuige diens verzoek van 5 sep
tember 1977 om dat besluit in dier voege te wijzigen, dat het polderarchief van
Kralingen aan Rotterdam wordt overgedragen'.
De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur heeft in 1984 nog een
maal zijn verzoek van 5 september 1977 aan Provinciale Staten herhaald, maar
inwilliging bleef uit. Schieland maakte op grond van de genoemde eigen, maar
reeds lang achterhaalde regels aanspraak op de archieven van alle voormalige
polderbesturen binnen zijn ressort, ook van die, van welke de rechten en func
ties waren overgegaan op de ontpolderende gemeente Rotterdam. Rotterdam
wenste de laatst bedoelde archieven aan zich toegewezen te zien en kreeg daar
bij de steun van de provinciale archiefinspecteur, de Archiefraad en de minister.
De kwestie had een extra dimensie gekregen omdat ze verbonden was met
het archief van de polder Kralingen, dat sedert 1902 bij de gemeente berustte
en, na kort geleden vakkundig te zijn geïnventariseerd, een rijke complemen
taire bron was geworden voor onderzoekers naar de geschiedenis van Kralin
gen. Daar was dan nog bij gekomen dat het naar mijn mening bij vergissing
en voortijdig aan Schieland was overgedragen.
Er was stellig meer aan de orde dan een 'meningsverschil op academisch ni
veau, waarbij alle betrokkenen de zaak enigszins geamuseerd volgen' (zie het
commentaar van de heer Jaeger op mijn zogenaamde 'publieke beschuldiging'
en infame verdachtmaking' van het College van Dijkgraaf en Hoogheemra
den). In feite was hier sprake van een testcase. Rotterdam werd in het gelijk
gesteld, maar dat heeft, omdat Schieland gedekt door het provinciaal
bestuur eenvoudig weigerde te voldoen aan de verzoeken van de minister,
aan Rotterdam niet de gewenste teruggave opgeleverd.
Schieland kon zich weliswaar winnaar rekenen, maar stond juridisch zwak;
wie weet was het er beter in geslaagd het gelijk aan zijn zijde te krijgen wan
neer het meer nadruk had gelegd op het gevoelsargument, dat het so wie so
de meest aangewezen instantie was om welk polderarchief ook, dat met zijn
begeleiding en onder zijn supervisie tot stand was gekomen, uiteindelijk - nadat
het zijn nut voor de administratie zou hebben verloren - in beheer over te nemen.
226
Ik vermoed niet dat van Rotterdamse kant pogingen zullen worden onderno
men om behalve het archief van de polder Kralingen nu ook de overige bij Schie
land berustende archieven van vroeger ontpolderde polders in handen te krij
gen. Maar wel zou het mijns inziens een goede zaak zijn in gemeenschappelijk
overleg te streven naar een bevredigende oplossing met betrekking tot de be
stemming van de archieven van opgeheven waterschappen in het algemeen en
van ontpolderde polders in het bijzonder. Daarbij moeten ook vragen op het
tapijt komen als: Is het zinvol om bij elke schaalvergroting het historisch ar
chief van een opgeheven waterschap te doen overbrengen naar de plaats waar
de instantie, die de rechten en functies heeft overgenomen, is gevestigd, met
name als die plaats afgelegen of ver weg ligt? Is het zinvol om de archieven
van ontpolderde polders altijd te doen onderbrengen bij hetzij de ontpolde
rende gemeenten, hetzij bij de overkoepelende waterschappen? Waarom werd
in Nijmegen anders te werk gegaan dan in Dordrecht? Waarom in Den Haag
anders dan in Rotterdam?
Wellicht kan deze ongezochte bijdrage van mijn hand de oplossing van deze
vragen bevorderen.
Summary
The author defends the thesis that the archives of abolished organizations al
ways ought to be transfered to the organizations which have taken over the
rights and the tasks of those abolished organizations. With regard to the ar
chives of an abolished polder-board he has his opponent in the archivist of
the 'hoogheemraadschap' (higher polder-board) of Schieland, who persists that
the historical claims of an higher polder-board, that has been charged in the
past with the control of a lower polder-board, prevail against the fundamen
tal claims of a municipal corporation, that has succeeded to the rights and the
tasks of that abolished polder-board.
227