Prins Frederik (1774-1799) had al vroeg belangstelling voor kaarten en atlassen. Toen J F. A. Tischbein hem in 1788 schilderde (detail) behoorde W. T. Hattinga's 15-dehge atlas al tot zijn bezit. Collectie Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje- Nassau, no. H.t.B. 385. van State leverde. Verder heeft de Raad bij Hattinga nooit atlassen besteld. Opmerkelijk in dit verband is dat de Raad op 20 juni 1755 besloot om tot bewaring van den Atlas van Vlaanderen door Hattinga geformeerd te doen maken een diergelijk cabinetie, als tot bewaring van plans is dienende, en in de Raadkamer staat om aldaar mede geplaatst te worden'.33 De Raad sprak van de atlas van Vlaanderen omdat die in 1745 werd besteld; op Hattinga s initiatief werd deze in 1748 met Staats-Brabant uitgebreid. Conclusies Op grond van het voorgaande kan het volgende worden gesteld. Voor de Raad van State bleef Hattinga's atlassenreeks beperkt tot vijf delen van Staats-Vlaanderen en drie van Staats-Brabant. Onder nummers omm 343-347, respectievelijk 348-350 berusten die nu bij de kaartenafdeling van het Algemeen Rijksarchief. Van 1811 tot 1816 waren deze gebonden atlasdelen bij het Dépot de la Guerre te Parijs. Vóór 1786 bezaten de Prinsen van Oranje géén persoonlijke exemplaren van de Hattinga-atlassen. 214 In 1786 kocht Willem v voor zijn zoon Willem George Frederik een ingebon den vijftiendelige atlas uit de nalatenschap van Willem Tiberius Hattinga. Déze atlas werd in 1795 door de Fransen meegenomen naar Parijs en raakte daar in 1814 zoek. Hij vormt een onbekend en nog niet teruggevonden vierde exemplaar van de Hattinga-atlassenreeks. Epiloog Wat al werd vermoed blijkt waar te zijn: er was, naast de drie bekende exem plaren van de Hattinga-atlassenreeks, nog een vierde. 'Er was', want het werd - volgens kolonel Berthaut - in 1795 door de Fransen uit het kabinet van de uitgeweken Prins van Oranje gelicht en viel in 1814in handen van de 'com- missaires étrangers'Verder is over het lot van deze atlassen niets bekend. Be staan ze nog en zo ja, waar zijn ze? Boeiende vragen, die ook anderen al heb ben gesteld, maar waarop nog geen antwoord te geven is. Even boeiend is de vraag of de verdwenen atlassenreeks de originele zou kunnen zijn, waarvan de andere slechts kopieën waren. Dat er tussen de bekende exemplaren van de atlassen onderling geen overtuigende kwalitatieve verschillen zijn, roept die vraag op. Haar te beantwoorden is gissen. Hoewel over het werk van de Hat tinga's tamelijk veel bekend is, weten we over hun werkwijze toch niet vol doende om bij voorbeeld de rol van de beide losbladige exemplaren te kunnen beoordelen. De herkomst van die losbladige atlassen is nog niet onthuld en één van beiden zou tóch het minuut-exemplaar kunnen blijken te zijn, als zo iets al heeft bestaan. Van Staats-Vlaanderen bestond dat in ieder geval, im mers de jonge David had eind september 1744 in Den Haag al afzonderlijke kaarten bij zich waarnaar de nieuwe grote kaart van Staats-Vlaanderen werd gemaakt en die 'in een Atlas formaat gebragt' waren; Willem Tiberius zélf kon de Raad van State een jaar later twee delen van zijn atlas van Staats-Vlaanderen tonen, waarop de Raad tot bestelling van een kopie daarvan overging. Dat de ze delen de grondslag vormden voor de atlassenreeks die in 1759 en 1771 ten behoeve van de Prins van Oranje te koop werd aangeboden en tenslotte in 1786 door hem werd gekocht, is slechts een interessante speculatie. Dat we de atlas senreeks van 1759/1771/1786 identificeren met die welke de Fransen zich in 1795 toeëigenden, is een gevolg van het wetenschappelijke beginsel dat voor schrijft te zoeken naar de eenvoudigste verklaring van de feiten; afwijking van dat beginsel zou hier leiden tot de bewering dat er nog een tweede gebonden serie Hattinga-atlassen in het bezit van de Oranje's was en tot de vraag wat dan daarmee weer gebeurde. W.T. Hattinga zou, de inspanningen van zijn vrouw ten spijt, er zeker niet gelukkig mee zijn geweest, als hij had geweten dat zijn atlassen tenslotte tóch nog in zó vreemde handen zouden vallen! 215

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 10